Voor de saldoberekening gebruikt men een vaste structuur. Een voorbeeld staat in het boek Varkenssignalen. Let er wel op dat een aantal getallen (zoals voor “Afgeleverde biggen”) niet meer van deze tijd is.
Toelichting:
Opbrengsten
Alle posten (onderdelen) worden uitgedrukt per gemiddeld aanwezige zeug (g.a.z.).
Op een zeugenbedrijf wordt ieder jaar gemiddeld ongeveer 40 % van de zeugen vervangen.
In dit voorbeeld hanteren we de volgende uitgangspunten:
(ter vervanging van die 44 uitgevallen zeugen)
en 2 daarvan worden voortijdig opgeruimd (uitgeselecteerd) als opfokzeug. Opmerking:
een uitval van 2 opfokzeugen op 46 komt overeen met: 2 / 46 (*100 %) = 5 % uitval
Aankoop opfokzeugen
Niet elke opfokzeug kan gedekt/geïnsemineerd worden. Daarom is het aantal gekochte opfokzeugen groter dan aantal verkochte slachtzeugen.
Omdat in de saldo-begroting alles per gemiddeld aanwezige zeug (g.a.z.) wordt uitgedrukt, betekent het bovenstaande:
Voerkosten
De voerkosten per gemiddeld aanwezige zeug zijn voor een groot gedeelte bepalend voor de rentabiliteit in deze sector. De hoeveelheid voer en de prijs per kilogram voer bepalen de voerkosten. De vermeerderaar heeft voer nodig voor: de opfokzeugen, de zeugen en de biggen.
Een opfokzeug heeft vanaf 7 mnd ongeveer 2,6 kg voer nodig.
Het aantal dagen tussen selectie (of aankoop) en inzet op dit bedrijf is 242 - 210 = 32 dagen. Per opfokzeug is dan 2,6 x 32 = 83 kilogram voer verbruikt.
Per 100 gemiddeld aanwezige zeugen worden 46 opfokzeugjes aangekocht.
Voor de opfokzeugjes wordt dan omgerekend 46/100 x 83 = 38 kilogram voer per gemiddeld aanwezige zeug gebruikt.
De kosten aan voer voor opfokzeugen bedragen dan 38 kg x € 0,18 = € 6,84 (= € 7 afgerond).
Het voerverbruik van de zeug zelf is 1151 kg per jaar. De kosten zijn dan € 207,-
De totale voerkosten aan zeugenvoer zijn nu 207 + 7 = € 214,-
Bij sommige bedrijven wordt het voer voor de zeugen en opfokzeugen niet opgesplitst. Je ziet dan niet wat de voerkosten voor de opfok zijn. Vooral als je opfokzeugen op jonge leeftijd aankoopt, kunnen de kosten best hoog zijn.
Biggenvoer is een heel stuk duurder dan zeugenvoer. Het bevat meer eiwit, onder andere in de vorm van melkeiwit. Het verbruik is 28,1 kg per big tot ze op een gewicht van 25 kg afgeleverd of opgelegd worden.
Het verbruik aan biggenvoer per g.a.z. is dan 23,8 x 28,1 = 669 kg biggenvoer per g.a.z. Bij een prijs van € 28,50 per 100 kg zijn de voerkosten: € 191 (afgerond).
De volgende punten hebben o.a. invloed op de voerprijs:
VOERWINST per g.a.z.
Een economisch kengetal wat in de praktijk vaak gebruikt wordt, is “voerwinst / g.a.z.” Dit wordt als volgt berekend:
Opbrengsten (totaal: biggen + slachtzeugen + uitgeselecteerde opfokzeugen)
- Kosten fokmateriaal
- Voerkosten (zeugen + biggen)
= Voerwinst
Het saldo is in feite een belangrijker kengetal dan voerwinst, maar het voordeel van het kengetal VOERWINST is:
De hoogte van de voerwinst is sterk afhankelijk van:
Deze prijzen kunnen sterk variëren van jaar tot jaar door marktomstandigheden en om die reden kan de voerwinst ook sterk fluctueren. De varkenshouder kan daar misschien niets aan doen.
Om te beoordelen of een bedrijf economisch goed draait, kijkt men o.a. naar: % voerwinst t.o.v. gemiddelde
Voorbeeld:
Het bedrijf Jansen scoort 8 % (50 op 650) beter dan gemiddelde in Nederland, maar toch ook nog 4 % (30 op 730) minder dan de 25 % beste bedrijven.
Kosten (kunstmatige) inseminatie
De kosten van natuurlijke dekkingen kunnen ondergebracht zijn in de rente levende have en nevenopbrengsten, maar kunnen ook tezamen met de KI-kosten als dekkosten vermeld staan. De kosten van kunstmatige inseminatie bestaan uit een tarief per eerste inseminatie en voorrijkosten per bezoek.
De kosten van KI bedragen in het voorbeeld gemiddeld € 20,-- per zeug per jaar
Gezondheidszorg
Hieronder vallen in ieder geval de betaalde kosten voor dierenarts en medicijnen.
Eventueel ook ontsmettingsmiddelen, maar dat kan per bedrijf verschillend zijn. Daarom is het belangrijk om de hoogte te zijn als je bedrijven onderling gaat vergelijken.
Tenslotte heb je nog kosten voor:
In dit voorbeeld worden KI, gezondheid, heffingen enz samen de “Overige toegerekende kosten” genoemd. In sommige boekhoudprogramma’s noemen ze KI en gezondheid apart en de rest weer de “Overige variabele kosten”.
Rentekosten over de dieren:
In de varkenshouderij wordt de rente over de dieren als volgt berekend:
Op een zeugenhouderij heb je geld geïnvesteerd in:
In totaal gaat men uit van ongeveer € 400,-
Bij een rente-% van 4,75 % zijn de rentekosten: € 19,- per g.a.z. (gemiddeld aanwezige zeug)
Opmerking: kosten van de productie van fokmateriaal
Hiervoor zijn de kosten van de productie van mestbiggen op het vermeerderingsbedrijf behandeld. Aan de productie van fokmateriaal zijn extra kosten verbonden n.l. zowel toegerekende kosten als vaste kosten. De extra kosten voor de productie van fokmateriaal zijn:
Per zeug is ± 2 uur extra arbeid nodig per jaar voor dieren merken en keuren, administratie, afzet fokbiggen enzovoort.
De kosten voor foktechnische verrichtingen (contributies, registratie, nummeren) zijn hoger
Alles bij elkaar is de kostprijs van een fokbig € 60 - € 70,-- hoger dan voor een big, die alas vleesvarken bestemd wordt.
Maak nu opdrachten 1, 2 en 3. Deze opdracht kan je vinden onder het kopje toepassen