Voortplantingskenmerken

inseminaties

Bij inseminaties wordt de volgende onderverdeling gehanteerd:

worp

Er is sprake van een worp indien er een werpdatum geregistreerd is waarbij aan minimaal één van de volgende voorwaarden moet worden voldaan:

verwerper

Er is sprake van een verwerper indien er een werpdatum geregistreerd is waarbij aan de volgende voorwaarde wordt voldaan:

Een verwerper waarbij geen biggen worden bijgelegd wordt niet gespeend en krijgt wel een werpdatum, maar geen speendatum. Dit is van elementair belang voor de rekenregels!

Een verwerper waarbij wel biggen worden bijgelegd krijgt zowel een werpdatum als een speendatum.

spenen

Een zeug wordt gespeend op het moment dat de laatste big van de zeug verwijderd wordt en er geen nieuwe biggen worden bijgelegd. De speendatum die gehanteerd wordt is de datum van de dag waarop de zeug gespeend wordt. Bij een zeug waarbij na spenen, met registratie van speendatum, alsnog een aantal nieuwe biggen worden bijgelegd, vervalt de eerste speendatum en geldt de datum van de dag waarop de laatste van de alsnog bijgelegde biggen bij de zeug wordt weggehaald als speendatum. Het aantal gespeende biggen wordt gewoon door geteld (dus aantal gespeend van eerste toom + aantal gespeend van tweede toom). Er wordt niet gerekend met een fictieve "nulde speendatum" als zijnde de speendatum voorafgaand aan de eerste levensinseminatie van een zeug. Een big wordt gespeend wanneer ze voorgoed levend bij de zeug wordt weggehaald en niet bij een andere zeug wordt bijgelegd.

 

Cyclus

Het cyclusnummer van een zeug wordt met één verhoogd onder de volgende omstandigheden:

Hierbij gelden de volgende afspraken:

Een cyclus eindigt onder de volgende omstandigheden:

Er wordt verder nog onderscheid gemaakt tussen een productieve cyclus en een niet- productieve cyclus:

Het onderscheid tussen productieve en niet-productieve cycli is alleen relevant voor berekening van kengetallen op de zeugenkaart (zie bijlage 9).