Stroom, Spanning en Weerstand

Elektronen zijn hele kleine deeltjes. Meestal draaien deze deeltjes om de kern van een atoom, dit zijn de bouwstenen voor alles wat we om ons heen zien. Metalen hebben de speciale eigenschap dat er elektronen zijn die niet verbonden zitten aan een kern. Dit betekent dat ze makkelijk door het metaal heen kunnen bewegen. Wanneer we stroom door een draad heen sturen gaat dit via diezelfde elektronen. Dit is ook de reden dat een kabels altijd van binnen van metaal zijn. Eerder heb ik de elektronen al een keer vergeleken met knikkers maar misschien is het wel fijn om er even op een andere manier naar te kijken. Misschien is het handig als je mee tekent voor het beeld.

Afbeelding 8: Een aapje

We gaan een batterij aan sluiten op een lampje. De plus van de batterij gaat naar de plus van de lamp, en de min van de batterij gaat naar de min van de lamp. Omdat een batterij een spanningsbron is en de stroomkring helemaal dicht is gaat er nu stroom lopen. Zie de stroom als aapjes. Deze aapjes lopen constant over het pad, de stroomkring. Ze lopen elke keer dus door het lampje en door de batterij. Ze beginnen bij de batterij daar doen ze een rugzakje om met energie erin. Die energie heet spanning. Als ze bij het lampje zijn dan gooien ze hun tasje leeg. Die energie zorgt dat het lampje aan gaat. Er komen zo veel aapjes langs een lampje in een seconde dat het lampje ook niet uit gaat. Daarna lopen ze van uit de lampjes met een lege tas terug naar de min van de batterij. In de batterij stoppen de aapjes weer energie in hun tasje. En dit gaat zo door. Stel je zou de min kabel uit het lampje halen, dan hebben de aapjes niet meer de mogelijkheid om terug naar de batterij te gaan voor energie. Dat noemen we een open stroomkring