De afstand tussen twee overstaande zijden van een paralellogram noemen we ook wel de hoogte. De hoogte en de bijbehorende breedte moeten áltijd loodrecht op elkaar staan. Dit wilt zeggen dat de hoek exact 90 graden moet zijn.
Hierboven zie je een parallellogram met hoekpunten A, B, C en D.
We noemen dit paralellogram ABCD.
- De zijden AB en CD zijn overstaand; hierdoor is lijnstuk BE de bijbehorende hoogte van zijde AB.
- De zijden AD en BC zijn overstaand; hierdoor is lijnstuk GF de bijbehorende hoogte van zijde BC.
we kunnen in een parallellogram knippen zodat het in een rechthoek verandert. Hier is parallellogram ABCD weer weergegeven met de hoogtelijn BE. Het vlak links van BE kleuren we rood in het het vlak rechts kleuren we blauw in. Wanneer we het blauwe deel naar links verplaatsen, zie je dat het parallellogram verandert in een rechthoek.
Dát is toevallig! van een rechthoek weten we hoe we de oppervlakte kunnen berekenen met de formule
Oppervlakte rechthoek = Breedte x hoogte. Dit werkt ook bij de parallellogram. We gebruiken de formule
Oppervlakte parallellogram = Breedte x bijbehorende hoogte.
De breedte is hier 8 cm en de bijbehorende hoogte is ook 8 cm.
De oppervlakte wordt dus