Iedere tekst heeft een onderwerp en een hoofdgedachte. In de hoofdgedachte formuleer je wat je over je onderwerp kwijt wilt, datgene wat jij wilt dat je lezer van je tekst onthoudt. Dit laatste wordt mede door je schrijfdoel bepaald.
Voorbeeld Onderwerp: Het geheugen Hoofdgedachte: Je geheugen vervormt je herinneringen Schrijfdoel: informeren
Wat jij wilt dat je lezer van je tekst onthoudt, wordt bepaald door je schrijfdoel.
Afhankelijk van het schrijfdoel kies je een tekstsoort.
We onderscheiden verschillende tekstdoelen en tekstsoorten.
Een schrijver heeft met zijn tekst een bepaald doel voor ogen.
Het doel bepaalt met de tekstsoort gedeeltelijk de inhoud van de tekst.
We onderscheiden de volgende schrijfdoelen met bijbehorende tekstsoorten:
Je wilt de lezer vermaken
(met een grappig, spannend verhaal, een column, strip of mop).
Je geeft informatie over een bepaald onderwerp.
Legt uit hoe iets werkt
(bijvoorbeeld een uiteenzetting, een nieuwsbericht of gebruiksaanwijzing).
Je wilt dat de lezer een mening vormt over een bepaald onderwerp.
Je belicht de zaak van verschillende kanten en laat de lezer zelf een conclusie trekken
(beschouwing of het bespreken van een bepaald werk in een recensie).
Je wilt de lezer overtuigen van je standpunt:
in een ingezonden brief geef je argumenten voor of tegen een bepaalde mening
met een betoog wil je anderen overtuigen van jouw mening.
In een commentaar geeft een krant zijn mening over een onderwerp en ook columns en recensies hebben de bedoeling de lezer te overtuigen.
Je wilt de lezer overhalen om iets te doen:
een advertentie schrijven omdat je iets wil verkopen
een folder schrijven voor www.goededoelen.nl zodat mensen hun geld nalaten aan een goed doel