In het middenstuk werk je je onderwerp uit.
Je behandelt de deelonderwerpen in een volgorde die wordt bepaald door de structuur waarvoor je hebt gekozen in de inleiding.
Als je in je inleiding een aantal vragen hebt gesteld, behandel je in het middenstuk een aantal mogelijke antwoorden (vraag - antwoordstructuur).
Je kunt ook de voor- en nadelen van een probleem behandelen (voordelen - nadelenstructuur).
Veel gebruikt is daarnaast de probleem - oplossingsstructuur.
In de inleiding kom je met een probleem waarvoor je in het middenstuk (na het behandelen van oorzaken en gevolgen) met oplossingen komt.
Bij het gebruik van een tijdstructuur vraag je je af hoe een verschijnsel in het verleden is ontstaan, wat er nu gebeurt en wat we in de toekomst kunnen verwachten.
Bij een betoog zal je vaak kiezen voor een argumentatiestructuur.
In de inleiding kom je met een stelling waarvoor je in het middenstuk komt met argumenten (eventueel met weerlegging van tegenargumenten).
Als je de inleiding voorbereidt, kun je het beste vragen maken bij je deelonderwerpen.
De antwoorden daarop gebruik je om je tekst te schrijven.
Voor de uitwerking van elk deelonderwerp gebruik je een of meer alinea’s.
De kernzin van de alinea geeft de hoofdgedachte weer.
Meestal is dat de eerste zin en soms de laatste. Een andere plaats is echter ook mogelijk.
Voorbeeld
Onderwerp: Nieuwe leenstelsel studiefinanciering
Deelonderwerp 1. Hoeveel studenten gaan daardoor niet meer studeren?
Deelonderwerp 2. Hoeveel studenten blijven daardoor thuis wonen of gaan weer thuis studeren?
Deelonderwerp 3. In hoeverre is dit systeem positief voor de kenniseconomie die we zo graag willen?