8.2 Moot Court: Fictieve Moordzaak (4 VWO)

Deze moot court les is gegeven aan een 4 VWO klas op het Hervormd Lyceum West gedurende twee lesuren in twee opvolgende weken.

Het onderwerp was een fictieve moordzaak, waarin Laura werd vermoord en Adrian de enige verdachte is. De vraag is of bewezen kan worden dat Adrian Laura heeft vermoord.

De leerdoelen van voor beide lesse waren als volgt: De leerlingen kunnen na de les:

  1. Bewijs waarderen: beargumenteren waarom het bewijs in het voordeel of in het nadeel van de verdachte uitwerkt;
  2. Overtuigend argumenteren;
  3. Uitleggen hoe een strafzaak eruitziet: de belangrijkste spelers (rechter, Officier van Justitie, advocaat) en overige spelers (deskundigen, slachtoffers, getuigen);
  4. Beargumenteren waarom iemand veroordeeld of vrijgesproken moet worden aan de hand van bewijsstukken;
  5. Uitleggen hoe een strafzaak eruitziet: de procedure (requisitoir, pleidooi, het laatste woord).

Bij binnenkomst kregen alle leerlingen een naamsticker. De focuser was het spelletje Tik Tak Boem. Voor iedere ronde van het spel stelden de VU-studenten een vraag. Bijvoorbeeld: 'noem iets wat strafbaar is'. De leerlingen zaten in een kring en gooiden een zachte bal naar elkaar. De leerling die de bal kreeg moest zo snel mogelijk een antwoord geven op de vraag en de bal doorgooien naar de volgende leerling die ook weer een antwoord op dezelfde vraag moest geven. Na 30 seconden ging een bom af en was de leerling die de bal in zijn handen had af.

De VU-studenten legden na deze activiteit uit wat de leerlingen in de twee lessen zouden gaan doen. Vervolgens werden alle leerlingen ingedeeld naar rol: rechter, officier van justitie, advocaat, verdachte, getuigen, slachtoffers en deskundigen.Samen met de leerlingen namen de VU-studenten door wat ieders rol en/of functie was.

De studenten vertelden het verhaal van de moordzaak aan de klas aan de hand van plaatjes op een Power Point.

De opdracht werd aan de leerlingen uitgelegd: zij moesten verschillende bewijzen in de moordzaak waarderen. De VU-studenten deden één bewijsstuk samen met de leerlingen.

Voorbeeld van een bewijsstuk

Daarna ging ieder groepje aan de slag met een eigen dossiertje met verschillende bewijsstukken erin. De VU-studenten schreven van elke leerling op welke rol zij hadden en vroegen studenten naar hun sterkste argument.  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aan het eind van de les was er een moment van reflectie en kondigden de VU-studenten aan wat er in de volgende les zou gebeuren.

De tweede les begon met eenn quiz waarin de kennis die de leerlingen de vorige les hadden opgedaan, werd geactiveerd. Vervolgens kregen de leerlingen nog 10 minuten om de zitting voor te bereiden. De VU-studenten hadden toga's meegenomen en de tafels in het lokaal in rechtbankopstelling gezet. De leerlingen kregen duidelijke instructies op papier hoe de rechtszitting zou verlopen en hoe ze de rechter moesten aanspreken. De leerlingen die rechts waren kregen de regie over de zitting. Om de beurt kwamen de leerlingen aan het woord. De rechters stelden de partijen vragen. De VU-studenten onderbraken soms de zitting even om een vraag te stellen aan leerlingen die op dat moment niet aan het woord waren. De rechters hebben zich na de sluiting van de zitting teruggetrokken en hebben vervolgens uitspraak gedaan.