een antwoord waaruit blijkt dat er in haar actieve periode soms meer inkomsten dan uitgaven zijn, zodat de leerling kan sparen voor tijden dat het omgekeerde het geval is.
een antwoord waaruit blijkt dat de leerling tijdens haar actieve periode pensioenpremies betaalt waardoor na haar pensionering haar pensioenuitkeringen betaald kunnen worden.
Een voorbeeld van een juist antwoord is 'vermogen'. Uit de verklaring moet blijken dat er vermogen wordt gevormd als de leerling meer inkomsten heeft dan uitgaven of dat op het vermogen wordt ingeteerd als de uitgaven hoger zijn dan de inkomsten.
Een voorbeeld van een juiste berekening is:
Bij een waardevast pensioen had het bedrijfspensioen moeten groeien van € 15.000 tot minimaal € 15.000 x 1,0175^20 = € 21.222 en het is maar gegroeid tot € 38.000 - € 18.000 = € 20.000
Uit het antwoord moet blijken dat een welvaartsvast pensioen hogere uitkeringen kent dan een waardevast pensioen zodat voor een welvaartsvast pensioen tijdens de actieve periode hogere premies moeten worden betaald / er moet meer vermogen gevormd worden.
Vóór het bereiken van de pensioenleeftijd zijn de uitgaven door de studie de eerste jaren hoger, daarna zullen haar inkomsten hoger zijn, omdat ze waarschijnlijk een betere baan kan krijgen.
Na het het bereiken van de pensioenleeftijd zal door haar hogere inkomen het bedrijfspensioen hoger zijn waardoor ook haar uitgaven hoger kunnen zijn.