In den Niederlanden wie in Deutschland gibt es einige Verben (werkwoorden), die nicht die normale Regeln hantieren. Sie funktionieren auf eine andere Weise, gleich wie in den Niederlanden. Es handelt sich um den folgende Verben: dürfen, müssen, können, mögen, wollen, wissen und sollen.
Taak 1: Nehme folgende Tabelle über in deinem Heft (schrift)!
Personalpronomen | dürfen | müssen | können | mögen | wollen | wissen | sollen | |
ich | soll | |||||||
du | musst | sollst | ||||||
er/sie/es | darf | muss | kann | mag | will | weiß | soll | |
wir | dürfen | können | mögen | wollen | wissen | sollen | ||
ihr | könnt | mögt | wisst | sollt | ||||
sie/Sie | müssen | können | mögen | wollen | wissen | sollen |
Enkele vormen zijn al in de tabel ingevuld. Voor de overige vormen moeten jullie het volgende fragment met Malte en Thomas bekijken.
Taak 2: Wenn ihr die Tabelle eingefüllt hat, beantwortet ihr die folgende Frage!
Wat zijn de nederlandse vertalingen van de modale werkwoorden? Kijk voor de vertaling nogmaals het filmpje met Malte.
Taak 3: Mache die folgende Aufgabe mit den Modalverben. Als je de opdracht hebt gemaakt, sla dan de opdracht op in de map van thema 2 onder de naam "Modalverben".
Zoals je nu waarschijnlijk hebt gemerkt zijn er twee vertalingen voor mogen en twee vertalingen voor moeten in het Duits.
Mogen = dürfen of mögen
Moeten = müssen of sollen
Taak 4: bekijk de volgende zinnen en geef aan wat voor betekenis gekoppeld is aan mogen en of moeten. Noteer voor jezelf het verschil tussen beide werkwoorden.