2.4 das Perfekt

Das Perfekt!

Voordat we aan de slag gaan met de Perfekt, gaan we eerst nog even herhalen wat we bij het vorige thema geleerd hebben bij de Präsens.

Taak 1: Mache folgende Übung, wobei ihr den Präsens verwendet! Sla de antwoorden op in de map van thema 2 onder de naam "Präsens"!

 

Bij de Präsens hoort natuurlijk ook das Perfekt oftewel het voltooid deelwoord. Om in het Nederlands een voltooid deelwoord te vormen gebruiken we natuurlijk altijd de werkwoorden hebben en zijn. Ook in het Duits gebruiken we voor das Perfekt de Verben haben und sein. Bij de volgende opdracht ga je dit weer even herhalen.

Taak 2: Mache die folgende Aufgabe wobei ihr den richtigen Form von haben und sein einfüllt. Sla de antwoorden van de opdracht op in de map van thema 2 onder de naam "haben und sein"!

 

We hebben nu haben und sein nog een keer herhaald. In de opdracht heb je af en toe al het voltooid deelwoord voorbij zien komen. Malte gaat het toch nog voor jullie uitleggen.

Taak 3: Schaue an, wie Malte das Perfekt erklärt und mache Notizen!

1. das Perfekt normales Verb! (normaal werkwoord)

2. das Perfekt normales Verb! (normaal werkwoord)

3. das Perfekt Stamm auf d/t oder viele Vokabeln! (Werkwoord met stam op d/t of meerdere onsamenhangende medeklinkers)

4. das Perfekt stamm endet auf ier! (Stam op ier)

5. das Perfekt für starke Verben (werkwoorden met een ander voltooid deelwoord in het Duits. Kan je vergelijken met de Nederlandse werkwoorden.)

Taak 3: Mache die folgende Aufgabe und verwende dabei was du gelernst hat bei haben und sein und das Perfekt! Sla de opdracht op in de map van thema 2 onder de naam "das Perfekt"!