Bij 4.1 heb je geleerd dat de Personalpronomen kunnen veranderen in het Duits bij verschillende voorzetsels. Dit gebeurt echter niet alleen bij het gebruik van voorzetsels, maar ook aan de hand van de structuur van een zin.
vb1. Hij slaat mij in het gezicht.
vb2. Ik vertrouw jou mijn waardevolle collectie toe.
vb3. Jullie hebben ons om een antwoord gesmeekt.
Zoals je hierboven kunt zien veranderen de Personalpronomen ook in normale zinnen. Je ziet bij vb1. dat het mij is in plaats van ik en bij vb2. jou in plaats van jij.
Om te achterhalen welke vorm het moet zijn in de zin, zijn twee dingen erg belangrijk. Ten eerste wat is het onderwerp en wat is het lijdend voorwerp. De Akkusativ wordt namelijk regelmatig gezien als het lijdend voorwerp. De Nominativ is het onderwerp.
Vb1. Hij is Nominativ. mij is Akkusativ.
Vb2. ik is Nominativ. jou is Akkusativ.
Vb3. jullie is Nominativ. ons is Akkusativ.
Taak 1: Maak de volgende opdracht, waarbij je de Nominativ en de Akkusativ op de juiste manier invult.
Tip! Om te kijken welke vorm het onderwerp en welke het lijdendvoorwerp is kun je het beste kijken naar de persoonsvorm. In het voorbeeld staat habe, dat betekent dus dat de ik het onderwerp in de zin is.
VB. _______ habe ________ geschlagen. (ik/hij)