Stad uit, stad in

Na 1970 keren veel mensen de grote steden de rug toe. Dat is een verlies voor de stad. De vertrekkers zijn vooral gezinnen met jonge kinderen en met een midden- of hoger inkomen. De nieuwkomers zijn vaak studenten, werkende jongeren of allochtonen. De nieuwe stedelingen behoren vaak tot de laagste inkomensgroep in de stad. De stad verliest een draagkrachtige bevolkingsgroep en krijgter burgers voor terug die juist steun van de gemeente verwachten. Het stadsbestuur krijgt het steeds moeilijker om de eindjes aan elkaar te knopen. De stad moet wel in actie komen. Wat zijn de mogelijkheden?

  1. Renoveren. Veel oude wijken worden flink aangepakt. De huizen worden opgeknapt en aangepast aan de eisen van de tijd. Zo'n aanpak noem je renovatie. Een nadeel voor de bewoners is dat huizen na de renovatie flink duurder worden en de huur stijgt.
  2. Saneren. Andere wijken waren zo slecht, dat ze zijn afgebroken. Dat noem je sanering. Meestal neemt daarbij de woningdichtheid (het aantal woningen per hectare) flink af. Er wonen dan steeds minder mensen. Nu zijn de wijken gebouwd na de Tweede Wereldoorlog aan de beurt. Dat zijn vaak flats uit de jaren zestig. Meer dan de helft van de flats in het bekende Amsterdamse stadsdeel de Bijlmer is afgebroken en vervangen door laagbouw. Dat past beter bij de wensen van de bewoners.
  3. Nieuwbouw. Op verlaten industrie en haventerreinen worden nieuwe woningen gebouwd. Open plekken worden opgevuld, straten en pleinen opgeknapt om de woonopgeveing zo aantrekkelijk mogelijk te maken.
  4. Vinex. Compleet nieuwe wijken worden tegen de oude stad aangebouwd. Dat zijn de bekende Vinex-locaties. IJburg in Amsterdam is daar een mooi voorbeeld van.

Achter alle vier de mogelijkheden zit het idee van de compacte stad: gebruik de stedelijke ruimte zo goed mogelijk en spaar de open ruimte buiten de stad.

Bron 17 De Bijlmer in Amsterdam