Van agglomeratie naar stedelijk gebied

Rond 1960 bereiken de grote steden hun top. Daarna komt de suburbanisatie op gang. Mensen willen niet langer wonen in overvolle steden waar geen geschikte en betaalbare woonruimte te vinden is. De gestegen welvaart maakt het mogelijk te gaan wonen 'in het groen' buiten de stad. Ook bedrijven verlaten massaal de centrale steden. Zij vestigen zich op nieuwe bedrijfstrerreinen buiten de stad. Die zijn beter bereikbaar, er is meer ruimte en de grond is er een stuk goedkoper. Intussen breidt de invloed van de stad zich steeds verder uit over het omringende platteland. Er ontstaat een stadsgewest: een gebied waarin de omringende plaatsen op tal van terreinen verbonden zijn met een centrale stad. Maar ook deze stadsgewesten groeien steeds meer naar elkaar. Immers, de verbindingswegen tussen twee stadsgewesten zijn ideale vestigingsplaatsen voor mensen en bedrijven. Zo ontstaan gebieden waarbinnen een aantal steden en stadsgewesten liggen die goed met elkaar verbonden zijn: stedelijke gebieden.

Bron 14 Stedelijk gebied

 

De Randstad, met als centrale steden Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag, is daar een voorbeeld van. Tel je alle inwoners van de Randstad op, dan kom je met zeven miljoen in de buurt van een stad die op wereldschaal meetelt. De vorm, een soort hoefijzer, is natuurlijk uniek. De vier steden zijn door een open ruimte - het Groene Hart - van elkaar gescheiden. De meeste Nederlanders wonen het liefst in de buurt van een grote stad, in een huis met een puntdak en een voor- en achtertuin, en 'groen op fietsafstand' van de mensen in de Randstad. De overheid probeert de aantasting van de open ruimte tegen te gaan door vlak tegen de grote steden aan nieuwbouw te plannen. Dat zijn de zogenaamde Vinex-locaties. Een voorbeeld ervan is Leidsche Rijn bij Utrecht.

Uitleg Randstad

Uitleg stedelijke groei

Uitleg Vinexwijken