Visie

Visiestuk leerarrangement

Voor mijn leerrangement heb ik gekozen voor het thema ‘’eten en drinken’’, waarbij de nadruk wordt gelegd op de vaardigheid spreken. Hierbij komen drie grammaticaonderdelen aanbod: hoeveelheden (much and many), vergelijkingen (comparisons) en aanwijzend voornaamwoorden. Als docent zijnde merk ik dat mijn leerlingen het voornamelijk lastig vinden om de Engels taal te produceren en deze te integreren in hun dagelijkse taalgebruik. Volgens Kwakernaak (2017), schrijver van ‘’Didactiek van het vreemdetalenonderwijs’’, is het leren spreken een natuurlijk, onbewust en ongeorganiseerd verlopend proces. Om een vreemde taal te kunnen produceren is het daarom van belang dat leerlingen hier zo veel mogelijk aan blootgesteld worden. Zodat dit door de leerlingen op een gegeven moment automatisch geproduceerd wordt.

Om het leren van de vaardigheid spreken gemakkelijker te maken, heb ik ervoor gekozen om een onderwerp te kiezen wat binnen het interesse gebied ligt van de leerlingen, namelijk ‘’eten en drinken’’. Daarom omvat mijn leerarrangement niet alleen het aanleren van grammaticaonderdelen woordjes en zinnetjes, maar vooral ook de daadwerkelijk productie van een taal in combinatie met een onderwerp wat voor iedere leerling herkenbaar is, om het gebruik van gesproken taal te stimuleren.

Voor de opbouw van mijn leerarrangement heb ik gekozen voor het IGDI-model. Berben (2018) wees in haar boek "Differentiëren is te leren" dat het IGDI-model is gebaseerd op het directe instructiemodel. Het IGDI-model biedt echter meer mogelijkheden voor differentiatie en richt zich op het aanbieden van verschillende lesmethoden om studenten te stimuleren en actief na te denken over de inhoud van een les.

Ik denk dat het erg belangrijk is om differentiatie toe te passen om aan individuele leerbehoeften te voldoen. Berben (2018) schrijft ook in haar boek "Differentiëren is te leren" dat het erg belangrijk is om rekening te houden met de bestaande verschillen tussen leerlingen. Zij benadrukte dat het hier vooral gaat om het verschil tussen de capaciteiten van studenten en niet om het verschil in potentieel (Berben, 2018). Volgens Berben (2018) heeft elke student het potentieel om te groeien, zolang er een mogelijkheid is om te differentiëren en hier optimaal gebruik van wordt gemaakt en de docent zich optimaal kan concentreren op het individuele leerproces (Berben, 2018).

Daarom heb ik ervoor gekozen om in mijn leerarrangement gebruik te maken van convergentie differentiatie. Berben (2018) legt in haar boek "Differentiëren is te leren" (Berben, 2018) uit dat alle leerlingen binnen een groep de(zelfde) doelen behalen. De lesdoelen zijn hierbij voor iedere leerling hetzelfde. Echter zitten de verschillen hierbij in de instructie, begeleide oefening en de verwerking (Berben, 2018).

Volgens Berben (2018) kunnen docenten onderscheid maken in vier manieren van differentiëren: instructie, verwerking leerstof, leertijd en voorkeur (Berben, 2018). Om aan de behoeften van studenten te voldoen, heb ik ervoor gekozen om te differentiëren op instructie en verwerking leerstof.

Ik onderscheid begeleiding door de leerlingen eerst een instaptoets te laten maken. Afhankelijk van de scoren worden de leerlingen in twee groepen verdeeld. Leerlingen die een voldoende behalen voor de instaptoets nemen deel aan de groep ‘’Muffins’’. Waarin alle lessen en opdrachten in het Engels worden aangeboden en waarbij instructies kort en bondig worden gehouden. Hierbij krijgen zij alleen een PowerPoint als ondersteuning. De leerlingen die een onvoldoende behalen worden in de groep ‘’Cupcakes’’ geplaatst. Binnen de groep ‘’Cupcakes’’, wordt er een uitgebreider uitleg gegeven en staat alles in het Nederlands uitgebreid uitgelegd. Uitleg in de vorm van een ingesproken PowerPoint en een kennisclip per grammatica-onderdeel.

Daarnaast kies ik ervoor om differentiatie toe te passen in verwerking van de leerstof. Zoals bij elke klas heeft een groep leerlingen alleen kort uitleg nodig van de docent en wat oefeningen om basisstof op te nemen (‘’Muffins’’). Daarnaast is er een groep leerlingen (‘’Cupcakes’’), die basismateriaal vaker moet herhalen om het te begrijpen en om de oefeningen te maken. Voor deze leerlingen bestaat bij iedere opdracht voorbeelden en een ‘’Toolbox’’. Waarin het lesstof wordt ondersteunt met extra woordjes en zinnetjes. Deze dienen ook ter ondersteuning om de eindopdracht succesvol te kunnen voltooien.

Volgens Geert en Kralingen (2017) zijn er drie basisbehoefte die nodig zijn om een sterke leeromgeving te realiseren. Dat zijn, competentie: de leerling moet het gevoel hebben de taak aan te kunnen. Relatie: de leerling moet het gevoel hebben erbij te horen. Autonomie: de leerling moet deels zijn eigen keuzes kunnen maken (Geert, 2017). Ik heb er bewust voor gekozen om mijn leerlingen in twee groepen te verdelen. Door leerlingen in groepen te verdelen, kunnen ze op hun eigen niveau werken en voelen ze zich hierdoor in staat taken uit te kunnen voeren. Ook door de leerlingen in groepen te verdelen, kunnen leerlingen die moeite hebben met Engels het gevoel krijgen dat zij niet de enige zijn en weten dat er meer leerlingen bestaan die extra hulp en begeleiding nodig hebben. Ten slotte, de leerlingen kunnen zelf bepalen met welke snelheid ze het leerarrangement willen doorlopen en worden zo eigenaar van hun leerproces wat autonomie bevordert (Geerts , 2017).

Het eindresultaat van de keuzes die ik heb gemaakt voor mijn leerarrangement is dat ik twee groepen heb van leerlingen, die op eigen niveau instructies kunnen volgen en kunnen oefenen om de gezamenlijke einddoel te behalen. Iedere groep kan hierbij kiezen hoe ze de stof tot zich willen nemen en hoe zij hiermee willen oefenen. Tevens door de lesstof na iedere les moeilijker te maken, door grotere opdrachten aan te bieden, die aansluiten op de uiteindelijk lesdoel en tevens passen binnen het interessegebied van de leerlingen, heb ik ervoor gezorgd dat mijn leerarrangement voor iedere leerling leuk, inhoudelijk en uitdagend is.

Tijdens mijn leerarrangement maak ik ook gebruik van digitale leermiddelen (educatieve tools), zoals puzzels, memories en Quizlet. De inzet hiervan is van groot belang. Volgens Geert en Kralingen (2017) zullen leerlingen leerstof optimaal tot zich nemen als zij hiermee actief aan de slag kunnen. Ik zie hier ook de meerwaarde van in, want in mijn dagelijks werk als docent merk ik dit ook bij de leerlingen. Daarom heb ik in mijn leerarrangement gebruik gemaakt van de bovengenoemde tools. Leren moet uiteindelijk ook leuk blijven.

Als laatste heb ik er bewust voor gekozen om mijn leerarrangement niet af te sluiten met een toets, maar met een eindopdracht waar uiteindelijk alleen feedback op wordt gegeven en geen cijfer. Het behalen van goede cijfers is leuk en kan motiverend werken, echter is het niet de belangrijkste motivatie. Motivatie is pas sterk als het intern wordt opgewekt, ook wel intrinsieke motivatie genoemd (Geert, 2017). Door een eindopdracht aan te bieden wat voor de leerlingen herkenbaar en leuk is en waar ze uiteindelijk baat bij zullen hebben, zal die intrinsieke motivatie sneller opgewekt worden. Hierbij zal positieve feedback van een docent (rolmodel) dit alleen maar bevorderen (Geert, 2017).