Deze stap biedt een interactief model van de digitale leeromgeving. De taken die in stap 2 zijn geselecteerd zijn als losse ‘kaartjes’ toegevoegd aan de desbetreffende processen van de digitale leeromgeving. Tijdens deze stap ga je werkelijk de ‘leeromgeving in kaart’ brengen door steeds drie vragen te beantwoorden:
Welke applicatie (software) wordt gebruikt voor het uitvoeren van de taak?
Wat is deze taak?
Binnen welk proces valt deze taak?
Deze vragen zie je terug wanneer je een kaartje gaat toevoegen of wanneer je een kaartje gaat aanpassen
. De taken die al zijn toegevoegd kun je gaan bewerken door er een applicatienaam aan toe te voegen, eventueel de taak aan te passen en eventueel het proces te veranderen. Zo kan het ook voorkomen dat je de beschrijving van een taak verder wil specificeren, zodat deze beter aansluit bij de applicatie.
Hiermee moet je rekening houden bij het begeleiden van stap 3:
Deze stap biedt geen standaard manier of volgorde waarin je deze vragen gaat beantwoorden. Je kunt zelf bepalen waar je begint met het verder aanvullen. Hier kun je als begeleider dus sturing aan geven. Verken in de voorbereiding de verschillende manieren met dit interactieve model werken.
Deze stap kan in het begin overweldigend zijn door de vele kaartjes die al zijn ingevuld. Start daarom simpel door de applicatienaam in te vullen bij taken waarvan je vrij makkelijk al weet welke applicatie dit is. Dit kun je ook aan de deelnemers vragen.
Hou bij het invullen rekening met het centrale vraagstuk. Je kunt eventueel terug navigeren naar de eerdere stappen om het centrale vraagstuk er nog even bij te pakken of aan te scherpen. Alle inbreng van stap 3 blijft gewoon bewaard zoals je deze achterlaat. (Navigeer terug via de knoppen binnen Leeromgeving in kaart en niet via de internetbrowser.)
Alleen de processen in dit model zijn niet te wijzigen. Mocht het toch voorkomen dat je een kaartje bij geen enkel proces vindt passen of deze keuze nog wil uitstellen, dan is onderaan het model bij ‘overig’ de ruimte om dit kaartje te plaatsen.
Wanneer je de sessie met andere deelnemers uitvoert, zorg er dan voor dat iedereen in staat is om hier input voor te geven. Vraag eventueel specifieke deelnemers om hun inbreng.
Het is belangrijk dat er genoeg ruimte is om, naast het invullen van applicaties, taken en processen, met elkaar in gesprek te gaan over wat wordt ingevuld en waarom. Dit levert juist de inzichten op die waardevol zijn voor het centrale vraagstuk.
Wanneer er nuttige inzichten, vragen of discussiepunten ontstaan gedurende het invullen kun je als begeleider ook naar de stap 4 navigeren, zodat je dit hier alvast kunt documenteren. Het is altijd mogelijk om tussen de stappen te navigeren zonder dat wat is ingevuld verloren gaat (met uitzondering van stap 2).
Je bent klaar met stap 3 wanneer je als groep vindt dat het model de digitale leeromgeving representeert binnen de context van het centrale vraagstuk en de situatie die je in stap 1 hebt beschreven.
Scherm bij stap 3 van Leeromgeving in kaart