In dit onderdeel bekijk je welke fouten het meest voorkomt bij leerlingen tijdens de toets.
Bijvoorbeeld:
»bedrag in euro's= 2 x aantal potloden + 1, hoeveel kost 3 potloden?
FOUT: Bedrag in euro's= 2 x 3 + 1= 2 x 4 = 8
GOED: Bedrag in euro's= 2 x 3 + 1= 6 +1 = 7 (vermenigvuldiging eerst uitrekenen, dan optellen)
»Bedrag in euro's= (aantal potloden + 3) x 4, hoeveel kost 2 potloden?
FOUT: Bedrag in euro's= (2 + 3) x 4 = 2 + 12 = 14
GOED: Bedrag in euro's= (2+3) x 4 = (5) x 4 = 20 (haakjes reken je uit eerst, dan ga je vermenigvuldigen.
Meeste leerlingen denken doordat er een 0 bovenin de tabel staat, dat er automatisch ook een 0 onderin komt. Dit is niet altijd zo! Als er een begingetal aanwezig is dan komt de begingetal onderin de tabel bij 0. Als er geen begingetal wordt gegeven dan wel schrijf je de 0 onderin op.
Bij opdracht 1 op blz 50, vliegt de vlieguituig vanaf 12000 voet. De vliegtuig begint op een hoogte van 12000 voet te vliegen dus begingetal is 12000.
FOUT:
GOED:
Puntengrafiek gebruik je als de horizontale waardes(eerste rij in de tabel) alleen in gehele getallen voorkomt. Lijngrafiek gebruik je wanneer je terecht komt met horizontale waardes(eerste rij in de tabel) in kommagetallen.
Hieronder zie je enkele voorbeelden:
De eerste tabel hoort bij een lijngrafiek. Je kan ook 0,5 of 0,7 gram snoep kopen!
De tweede tabel hoort bij een puntengrafiek. Je kan geen 0,5 pot bloemen kopen!