Regelmatige werkwoorden

Wanneer gebruiken we de Past simple?

De Past simple (verleden tijd) wordt gebruikt om te praten over dingen die eerder zijn gebeurd of zijn afgelopen. Meestal wordt er een tijdstip aangegeven in de zin zoals last week, yesterday, last night, this morning, enzovoort.

 

Hoe maak je de Past simple bij regelmatige werkwoorden?

De Past Simple maak je door -ed achter het werkwoord te plakken:

Formule: Onderwerp + werkwoord + ed

Voorbeelden:

 

LET OP: soms veranderd de spelling bij regelmatige werkwoorden.

Werkwoord eindigt in -e       Alleen -d toevoegen.                    

To arrange

arranged
Werkwoord eindigt in medeklinker + y Medeklinker +ied To try tried.      

Werkwoord eindig in korte klinker

Als het werkwoord (‘de stam’) eindigt op MKM (medeklinker-klinker-medeklinker)

Medeklinker verdubbelen + -ed To plan planned