Thema

De 50 belangrijkste gebeurtenissen van Nederland https://www.youtube.com/watch?v=ATdOC3tdlcc&vl=nl-NL

De rol van Nederland tijdens de slavenhandel in de Gouden Eeuw

 

Het Nederlandse fort Elmina
Portugezen stichten in de vijftiende eeuw de eerste Europese kolonies gebaseerd op slavernij: in suikerplantages langs de Afrikaanse kust en later ook in Brazilië. Andere Europese landen nemen dit voorbeeld over. Langs de Afrikaanse kust worden forten gesticht om handel te drijven met koninkrijken in Afrika. Het belangrijkste Nederlandse fort is Elmina, in het huidige Ghana. Hier wordt gehandeld met het koninkrijk van Ashanti, dat mensen rooft of krijgsgevangen maakt in oorlogen. De Nederlandse handelaren ruilen deze mensen in Elmina voor textiel, metaal, sieraden, alcohol, buskruit en wapens.

 

Heeft Nederland een grote rol in de slavenhandel?
Onder leiding van Johan Maurits van Nassau-Siegen, de gouverneur-generaal van Nederlands-Brazilië, wordt de Republiek een steeds belangrijkere speler binnen de mensenhandel. De West-Indische Compagnie verliest in 1654 de kolonie Brazilië en daarmee een groot deel van de afzetmarkt. De WIC gaat echter door met de mensenhandel, vooral naar Engelse en Spaanse kolonies. Curaçao wordt hiervoor het knooppunt in het Caribisch gebied. De Republiek groeit zo voor korte tijd uit tot de grootste slavenhandelaar van de wereld. In Azië verhandelen Nederlanders eveneens honderdduizenden mensen.

 
  Afbeeldingsresultaten voor slavernij


Na 1750 is de trans-Atlantische slavenhandel het omvangrijkst. De Nederlandse rol in de slavenhandel neemt af, maar de door slaven gemaakte producten worden belangrijker voor de economie. Rond 1770 wordt maar liefst 19 procent van de importgoederen door slaven gemaakt en bestaat ruim 5 procent van de Nederlandse economie uit slavernij-gerelateerde activiteiten. Tussen de vijftiende en negentiende eeuw vervoeren Europese slavenhandelaren in totaal zo’n twaalf miljoen slaven over de Atlantische Oceaan, van wie 600.000 op Nederlandse schepen.

Voortdurend groot en klein verzet
Op slavernij gebaseerde samenlevingen zijn extreem ongelijk en gewelddadig. De slavenhouders hebben de wet aan hun kant en passen terreur toe om met een kleine minderheid de controle te houden. Er is voortdurend klein en groot verzet. Op het Surinaamse platteland wordt zo’n 95 procent van de bevolking als slaaf gehouden. Een deel van de slaven vlucht naar de bossen, waar ze zich schuilhouden. Vanuit hier strijden ze tegen de kolonisten. Deze gevluchte slaven en hun nakomelingen worden marrons genoemd. Enkele marrongroepen, zoals de Saamaka, Aluku en Okanisi, bestaan nog steeds.
In 1795 vindt op Curaçao een opstand plaats onder leiding van verzetsstrijder Tula. Hij eist met mede-opstandelingen de vrijheid, geïnspireerd door de idealen van de Franse Revolutie en de succesvolle slavenopstand op Saint-Domingue (dat nu Haïti heet en destijds een Franse kolonie). De Nederlandse koloniale machthebbers slaan Tula’s opstand in hetzelfde jaar neer. Hij en zijn medestrijders worden gemarteld en geëxecuteerd.

 

Ketenen gebroken
Eind achttiende eeuw neemt de verontwaardiging over de slavenhandel toe. Na de geslaagde opstand op Saint-Domingue besluiten de Fransen de slavernij af te schaffen. De Engelsen verbieden de slavenhandel in 1808 en zetten koning Willem I in 1814 onder druk om de slavenhandel ook te verbieden. Afschaffing van de slavernij van de Nederlanders volgt pas in 1860 voor Nederlands-Indië en op 1 juli 1863 in de Atlantische kolonies.

 

Keti koti

Jaarlijks wordt in Nederland op 1 juli met het bevrijdingsfeest Keti Koti – Surinaams voor 'Ketenen gebroken' – de afschaffing van de slavernij herdacht en gevierd.