Verwerkings- en transferfase

 

Binnen deze verwerkings- en transferfase kunnen de volgende werkvormen worden ingezet:

 

1. Een affiche maken

Een affiche (of poster) is een aanplakbiljet met een bepaalde boodschap. Een affiche wordt ergens opgehangen, zodat de boodschap gelezen kan worden. De klas wordt verdeeld in groepjes of er wordt individueel gewerkt. De keus van het onderwerp kan vrij zijn of gebonden aan de inhoud van de les. Het onderwerp wordt besproken; wat zal de kijker aantrekken en wat is gezien de mogelijkheden van het groepje realiseerbaar. Eerst wordt er een schets gemaakt, waarbij combinatie letters en beelden, de vlakverdeling en de kleuren belangrijk zijn. Daarna wordt de beste schets gekozen. Het affiche kan dan in het groot worden nagemaakt. Hierna vindt eventueel een bespreking van het proces en het beoogde doel plaats. (Winkels & Hoogeveen, 2014)

 

2. Een muurkrant maken

De docent bespreekt de werkvorm en legt uit wat het inhoudt. Een docent kan ervoor kiezen om andere muurkranten te analyseren en als voorbeeld te gebruiken.

Binnen een vastgesteld thema en onderwerp wordt het probleem afgebakend. Er wordt gesproken over een taakverdeling en de besluitvorming. Per groepje wordt er een krant gemaakt. In de muurkrant moet het probleem duidelijk omschreven zijn, zijn feiten en meningen weergegeven en is er ook een voorgestelde oplossing.

De kranten worden in de klas gehangen en kunnen klassikaal worden besproken. (Winkels & Hoogeveen, 2014)

 

3. Een collage maken

Een collageopdracht heeft zes verschillende vormen, je kan als docent kiezen uit een tekstcollage, een beeldcollage, een fotocollage, een vormcollege, een scheurprent of een knipselkrant.

De opdracht moet worden aangekondigd en ingeleid. Leerlingen moeten weten waarom er een collage gemaakt wordt, hoe het past binnen de lessen en voor welke soort collage er gekozen wordt. Daarna moeten er afspraken worden gemaakt over de inhoud, vorm en titel van de college. Ook belangrijk is dat er aandacht is voor het opruimen en de hoeveelheid tijd dat de leerlingen aan hun collage gaan besteden. Als het om grote collages gaat, dan kan er ook in groepjes gewerkt worden. (Winkels & Hoogeveen, 2014)

 

4. Schrijven van essay

De leerlingen schrijven over een bepaald onderwerp een rapportage, waarbij doelgericht gebruik wordt gemaakt van zelfstandig gezochte literatuur. In het essay komt een motivering voor de onderwerpkeuze, de vraag- of probleemstelling van waaruit gewerkt wordt, de manier van informatieverwerving, eventuele conclusies en aanbevelingen en een bronvermelding. De leerlingen denken van tevoren na over hun onderwerp, formuleren doelen, maken een opzet naar aanleiding van de doelen. Ze verzamelen daarna literatuur, materiaal en verslagen. Het is handig om eerst een eerste versie te schrijven en deze na controle te herschrijven en afwerken.

Andere varianten zijn: het schrijven van een brief, een open-eindverhaal, een tweelingverhaal of een driewoordenvoordracht. (Winkels & Hoogeveen, 2014)

 

5. Het maken van toetsvragen

De leerlingen verwerken de tekst door er zelf (toets)vragen over te maken. Deze vragen kunnen worden voorgelegd tijdens de toets. Leerlingen laten door deze zelftoetsing zien of ze de essentie en het leerdoel begrepen hebben.

Allereerst moet de werkvorm aan de leerlingen uitgelegd worden. Daarna volgt de bespreking over de aard van de toetsvragen, de criteria waaraan goede toetsvragen voldoen, de keuze voor bepaalde toetsvragen (open vragen - invul- en aanvulvragen - meerkeuzevragen - matchingvragen - ja/nee-vragen). Eventueel kan de leerstof ook over verschillende leerlingen worden verdeeld. De leerlingen gaan daarna aan het werk en bedenken een x-aantal goede toetsvragen, inclusief de goede antwoorden. De vragen kunnen daarna klassikaal worden besproken en op deze manier kunnen minder goede vragen gelijk worden verbeterd. (Winkels & Hoogeveen, 2014)

 

6. Zoek de fout

De leerlingen krijgen een tekst waarin allerlei fouten staan. De leerlingen gaan in groepjes in overleg en halen de fouten samen uit de tekst en verbeteren daarna de tekst. (www.coachingvoordocenten.com)

 

7. Maak een quiz

Over de leerstof maken de leerlingen in groepjes een quiz. Dit kan een digitale quiz zijn in Kahoot, Forms of Socrativem maar de leerlingen mogen ook voor een andere quiz kiezen. Denk hierbij aan petje op - petje af, zitten/staan, quiz op papier. Tijdens de les kan er een (of meerdere) quiz(zen) gespeeld worden.

 

8. Maak een spel

Laat leerlingen in tweetallen een spel maken over de lesstof.

* Memory

Bijvoorbeeld memory met begrippen en omschrijvingen, woorden in verschillende talen, tegenstellingen, sommen met antwoorden etc. (www.coachingvoordocenten.com)

* Ganzenbord

Leerlingen verzamelen eerst informatie om het spel te kunnen maken in groepjes van maximaal 5 leerlingen. Leerlingen maken (tekenen/schilderen) het bordspel, schrijven de spelregels, maken informatiekaartjes en bepalen de criteria wanneer een opdracht is uitgevoerd.

* Het maken van een kwartetspel

Allereerst moeten er onderwerpen worden gekozen waar het kwartetspel over gaat. In groepjes gaan de leerlingen aan de slag. Het onderwerp wordt in een aantal deelthema's opgedeeld. De leerlingen maken in hun groepje de kwartetkaarten. De kaarten worden getekend of beschilderd, ook kan er worden gekozen voor bestaande foto's en afbeeldingen. (Leerlingen kunnen de foto's ook eerst zelf maken). De kaarten moeten daarna worden voorzien van een onderschrift en daarna kan het spel worden gespeeld. (Winkels & Hoogeveen, 2014)