Evaluatie- en reflectiefase

Binnen deze evaluatie- en reflectiefase kunnen de volgende werkvormen worden ingezet:

 

1. Exittickets

Exit tickets (ook wel afzwaaiers of afsluiters genoemd) zijn geschreven reacties van leerlingen op vragen die leerkrachten stellen aan het eind van de les of aan het eind van de schooldag. Deze exit tickets zijn een snelle, informele beoordeling en geven ons leerkrachten de mogelijkheid om snel te controleren of leerlingen de les of de leerstof hebben begrepen.

Deze exittickets kunnen op verschillende manieren worden ingezet.

- Je kan leerlingen op een post-it hun antwoord laten schrijven. Laat ze hun post-it op het bord/de muur plakken

- Je kan leerlingen de vragen laten beantwoorden op een blaadje en laten inleveren

- Je kan verschillende formats van exittickets printen, laten invullen en laten inleveren.

- Je kan leerlingen online een exitticket laten invullen.

Gebruik hierbij Google Forms of bijvoorbeeld de website van exittickets.nl

 

2. Reflectiestokjes

Zet op je bureau een bak met reflectiestokjes. Deze reflectiestokjes kan je vinden op internet.

Pak aan het einde van de les een reflectiestokje, geef de leerlingen denktijd en laat vervolgens iekdereen om de beurt reageren klassikaal. (www.jufjoanne.nl)

 

 

3. Feedback speeddaten

Leerlingen kunnen elkaar tijdens deze werkvorm in hoog tempo tips en tops geven. Verdeel de klas in twee groepen: groep A en groep B. Groep A en B gaan in twee rijen tegenover elkaar zitten. In rondes van 1 minuut geven de leerlingen elkaar een tip en een top. Na iedere uitwisselingsronde schuiven alle deelnemers met de klok mee een stoel door, zodat zij tegenover een nieuwe leerling zitten. (pallasactief.nl)

 

4. Evaluatie met vuilniszak, reiskoffer en schatkist

Op drie kaartjes schrijven leerlingen een aantal zaken. Het eerste kaartje is voor de vuilniszak. Hier schrijven de leerlingen op wat hen is tegengevallen of iets wat niet is gelukt tijdens de les. Wat ze opschrijven willen ze het liefst zo snel mogelijk vergeten. Dit kaartje doen ze in de vuilniszak.

Op het tweede kaartje wordt iets geschreven wat een leerling heeft bijgeleerd en wat mee gaat helpen in bijvoorbeeld het leren van de rest van het hoofdstuk. Dit gaat mee in de reiskoffer.

Als laatst noteren de leerlingen het meest positieve of succesvolle moment tijdens de les. Dit kaartje gaat de schatkist in. (pallasactief.nl)

 

5. De evaluatiebal

Aan het einde van de les worden er een aantal evaluatievragen gesteld aan de hand van de evaluatiebal. Gebruik hiervoor een strandbal. Noteer in de vlakken van de strandbal een aantal evaluatievragen. Gooi de bal door de klas. De leerling die de bal vangt beantwoordt de vraag die bovenaan staat. (pallasactief.nl)

 

6. Dobbelen

De leerlingen werken in kleine groepjes. Om de beurt gooien de leerlingen met een dobbelsteen. Ieder geval staat voor een vraag ter evaluatie op een les, opdracht of project.

Bijvoorbeeld:

1 = Wat vond je van de samenwerking?

2 = Geef de les 1 tip en 1 top

3 = Wat vond je lastig vandaag?

4 = Wat vond je van de uitleg die werd gegeven over het onderwerp?

5 = Wat zou je anders doen tijdens de volgende les? Waarom?

6 = Wat zie je tijdens de volgende les anders gaan? (pallasactief.nl)

 

7. Woordzoeker als evaluatie

Je kan de les formatief toetsen door een woordzoeker te gebruiken aan het einde van de les. Op een blad zet je een rij met vragen over begrippen en lesstof uit de les. Het antwoord op de vragen is een enkel woord  (of een combinatie van een paar woorden). Deze antwoorden staan verstopt in de woordzoeker. De leerlingen moeten dus eerst nadenken over de stof en hiervoor hun aantekeningen of het boek raadplegen. Als ze het antwoord hebben gevonden moeten ze dit antwoord opzoeken in de woordzoeker. Je kunt er als docent ook voor kiezen om de leerlingen de antwoorden eerst achter de vraag te laten schrijven, voordat ze het opzoeken in de woordzoeker.

Een voorbeeld van zo'n woordzoeker kan je hier vinden:

https://docentenleven.nl/wp-content/uploads/2020/09/Woordzoeker-1.pdf

(www.docentenleven.nl)

 

8. De evaluatiestoel

Zet twee stoelen voorin de klas. De ene stoel is de positieve stoel en de andere de negatieve. De stoelen worden tegenover elkaar gezet. De docent leidt het onderwerp kort in. De leerlingen mogen opstaan en op een stoel gaan zitten. Ze mogen zich over hun mening uitspreken. Het gaat om korte, bondige reacties. De docent maakt aantekeningen enkan op bepaalde punten later klassikaal terugkomen. (Winkels & Hoogeveen, 2014)

 

9. Eens-oneens

De docent schrijft een aantal uitspraken of stellingen op het bord. De leerlingen geven schriftelijk of mondeling aan of ze het met deze stellingen eens zijn of niet. Deze werkvorm is geschikt om een idee te krijgen over de mening van leerlingen over een bepaald onderwerp of om te toetsen of leerlingen bepaalde inhouden begrepen hebben. (Winkels & Hoogeveen, 2014)

 

10. Een formatieve toets om de lesdoelen te evalueren

Als docent wil je graag weten of leerlingen de lesdoelen hebben behaald en of er iets van de lesstof is blijven hangen. Je kan kiezen om een formatieve toets af te nemen aan het einde van de les. Dit kunnen maximaal 10 vragen zijn over de lesstof.

Formatief kan je toetsen door de volgende websites in te zetten:

Kahoot - Socrative - Forms (Google of Microsoft) - GoConqr - Edmodo - ClassMarker