Binnen deze oriëntatiefase kunnen de volgende werkvormen worden ingezet:
1. Woordenwolk
Een woordenwolk is een wolk waarin alle opgeschreven woorden visueel worden weergegeven. Dit zijn de associaties van de leerlingen over een bepaald onderwerp of thema. Online zijn er diverse websites waar je deze woordenwolk kan vinden. Begrippen/woorden die vaker worden genoemd worden groter weergegeven. Je kan de woordenwolk ook als andere werkvorm inzetten: Laat leerlingen individueel of in een klein groepje een woordenwolk maken en laat deze met elkaar vergelijken. (https://www.vernieuwenderwijs.nl/4-lesideeen-om-voorkennis-te-activeren/)
2. Codifiatie
Bij codificatie staat de ervaring of de probleemsituatie van de leerling centraal. De leerlingen gaan de werkelijkheid vanaf een afstand bekijken. Aan de hand van een plaatje, een foto, een verhaal of een lied wordt een bepaald onderwerp weergegevens. Er wordt aan leerlingen gevraagd wat ze zien en welke associaties dat bij hen oproept. Een klassikale discussie volgt op het probleem gezamenlijk helder te krijgen. (Winkels & Hoogeveen, 2014)
3. Groepswerk met doorgeven
De klas wordt verdeeld in groepjes van 4 of 5 leerlingen. Elk groepje begint met een verschillende taak of vraag en besteedt daar een bepaalde tijd aan.
De resultaten van elk groepje worden schriftelijk bijgehouden, want na een bepaalde tijd worden deze doorgegeven aan een ander groepje.
Dit groepje bestudeert de vraag of opdracht en gaat verder waar het vorige groepje gebleven is. Ook is het mogelijk om aanvullingen te geven. Deze ronde duurt korter dan de eerste ronde.
Daarna volgt nog een ronde (en daarna desnoods nog een) die weer korter duurt, waarna het eerste groepje de oorspronkelijke opdracht/vraag terugkrijgt. Er wordt gekeken naar wat de andere groepjes met de resultaten hebben gedaan en het geheel wordt verwerkt tot een eindantwoord dat gepresenteerd wordt. (Winkels & Hoogeveen, 2014)
4. Educatief tv-programma
De laatste jaren zijn veel (publieke en commerciële) omroepen educatieve tv-programma's gaan vertonen. Docenten kunnen daarvan goed gebruik maken bij het inleiden van een onderwerp tijdens de les.
Het tonen van een educatief tv-programma kan een motiverende start van een leerperiode zijn. De aansluitende opdrachten moeten op het programma afgestemd zijn. (Winkels & Hoogeveen, 2014)
5. Foto's maken en gebruiken
Verdeel de klas in een aantal groepjes. De groepjes krijgen de opdracht om over een bepaald onderwerp een aantal foto's te maken. Er kan ook voor gekozen worden om ieder groepje een verschillende opdracht (die elkaar aanvult) te geven. (Winkels & Hoogeveen, 2014)
6. Kettingverhaal
Leerlingen gaan in een kring zitten. De docent noemt een woord, waarna een leerling door middel van een associatie verder gaat. Dat kan een hele zin zijn of een ander woord. Voorbeeld: creatief - spontaan - open - maken. (Winkels & Hoogeveen, 2014)
7. Scannend lezen
De docent geeft leerlingen de opdracht om in 10 minuten bijvoorbeeld 25 bladzijden uit het lesboek scannend te lezen en de bijhorende vijf vragen te maken. De docent hanteert bij deze opdracht een strakke tijdslimiet en stelt daarbij hoge verwachtingen, zodat er een hoog tempo ontstaat en er veel activiteit is. (SLO, https://www.slo.nl/thema/meer/handreiking/handreiking/leeractiviteiten/competitie/)
8. Denken - delen - uitwisselen
De leerkracht geeft een opdracht of stelt een vraag. De leerlingen krijgen één à twee minuten om over het antwoord na te denken. Daarna overleggen ze in tweetallen. Tenslotte worden de antwoorden klassikaal uitgewisseld.
Dit is een goede werkvorm om de voorkennis van leerlingen te activeren of om ze te laten oriënteren op een opdracht. Deze opdracht is ook voor refelctie of terugblik geschikt. (https://www.vernieuwenderwijs.nl/4-lesideeen-om-voorkennis-te-activeren/)
9. Genummerde hoofden
Bij deze werkvorm gaan leerlingen eerst individueel aan de slag met een onderwerp. Alle leerlingen hebben een nummer (1 t/m 4) gekregen. Vervolgens wisselen de leerlingen in een groepje van vier uit wat ze weten of hebben gevonden. Hierna noemt de leraar een nummer, waarna de leerling met dat nummer aan de klas presenteren wat er in het groepje is besproken. Door de verschillende stappen van deze werkvorm wordt voorkennis geactiveerd en nieuwe kennis opgedaan. Ook werken de leerlingen actief samen. (https://www.vernieuwenderwijs.nl/4-lesideeen-om-voorkennis-te-activeren/)
10. Elevator Pitch
Een elevator pitch is een presentatie van ongeveer 1 minuut. Leerlingen zouden deze elevator pitch in tweetallen kunnen voorbereiden en kunnen geven. Tijdens deze elevator pitch wordt teruggeblikt op de vorige les. Op deze manier wordt de voorkennis van leerlingen geactiveerd.
(https://www.pallasactief.nl/elevator-pitch)