Spreekplan presentatie

i Goed presenteren met een spreekplan

 

Een spreektaak (zoals een presentatie) bestaat uit drie delen: de inleiding, de kern en het slot. Om je spreektaak voor te bereiden maak je een spreekplan. Daarin schrijf je met steekwoorden op waar je het over gaat hebben en welke hulpmiddelen je nodig hebt.

 

Stap 1

Maak een schema:

 

 

kernwoorden

hulpmiddelen

inleiding

 

 

 

 

kern

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

slot

 

 

 

 

 

 

Stap 2

Bedenk wat je wilt vertellen in de inleiding. Schrijf dit in het vak ’kernwoorden’. Zet daarachter welke hulpmiddelen je erbij gaat gebruiken. Hulpmiddelen zijn bijvoorbeeld kaartjes met steekwoorden of iets dat je op het bord laat zien.

 

Stap 3

Bedenk wat je in de kern wilt vertellen. Verdeel dit in deelonderwerpen, bijvoorbeeld wat?, hoe? en waar?. Schrijf per deelonderwerp steekwoorden onder ‘kernwoorden’. Schrijf ook weer op welke hulpmiddelen je erbij gebruikt.

 

Stap 4

Schrijf onder ‘kernwoorden’ wat je wilt zeggen in het slot van je presentatie. Probeer een leuke uitsmijter te bedenken. Schrijf ook hierbij weer op welke hulpmiddelen je gaat gebruiken.

 

Stap 5

Als je spreekplan klaar is, ga je de spreektaak voorbereiden. Oefen je spreektaak een paar keer hardop voor jezelf. Leef je in en stel je voor dat het publiek al voor je zit.

 

 

Aantrekkelijk spreken

Hoe je als spreker overkomt, heeft uiteraard te maken met de inhoud van je verhaal. Het hangt echter ook sterk af van de wijze waarop je je presenteert. Je manier van spreken en je lichaamstaal bepalen voor meer dan de helft of je boodschap blijft hangen.

 

Zo ben je een boeiende spreker

• Je trekt met een pakkende opening meteen de aandacht van je publiek.

• Je illustreert je verhaal met aantrekkelijke voorbeelden en leuke anekdotes.

• Je lichaamshouding is actief:

– je toont een opgewekte, vriendelijke gezichtsuitdrukking;

– je ondersteunt je verhaal met passende gebaren.

• Je spreekt enthousiast, maar niet te snel of te luid.

• Je woordkeus en zinsbouw passen bij het publiek.

• Je maakt oogcontact met het publiek:

– je kijkt je toehoorders aan;

– je hebt oog voor de reacties van je toehoorders en speelt daarop in.

• Je sluit je verhaal af met een originele uitsmijter.