Rekenen met breuken

Julia eet ⅕ reep.
Vraag 1: Uit hoeveel delen bestaat de reep chocolade? Kies uit : 2, 3, 4 of 5.
Vraag 2: Welk deel van de reep eet Julia op? Kies uit: 1/5, 1/4, 1/3 of 1/2.
Vraag 3: Hoeveel is er nog over van de reep chocolade. Kies uit: 4/5, 3/5, 2/5 of 1/5.
Tip! Probeer de vragen eerst voor jezelf te maken en kijk daarna of je het goed hebt.

Antwoorden
Vraag 1: De breuk die bij de som staat is 1/5. De chocolade reep bestaat dus uit 5 delen.
Vraag 2: Julia eet 1/5 deel van de reep op.
Vraag 3: Er is nog 5-1=4 delen over. Dus 4/5 deel is er over.