Als je een zin ontleedt, zoek je altijd eerst naar de persoonsvorm. De persoonsvorm in een zin is altijd het werkwoord. Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen, zoals: lopen, slapen, drinken, spelen, zingen enzovoort. De persoonsvorm past zich aan het onderwerp. Is het onderwerp in enkelvoud, dan is de persoonvorm dat ook, andersom is het precies hetzelfde.
Je kunt de persoonsvorm op drie manieren vinden:
1.Maak de zin vragend
Zin-->Laila trouwt met Appie
Vraagzin--> Trouwt Laila met Appie?
Persoonsvorm--> Trouwt
2. Zet de zin in een andere tijd
Zin--> Fatima rijdt in een GTI naar de universiteit
Vraagzin--> Fatima reed in een GTI naar de universiteit.
Persoonsvorm--> Rijdt
3.Getalsproef
Zin--> De jongen rent naar buiten
Vraagzin--> De jongens rennen naar buiten
Persoonsvorm--> Rennen