KennisbankDraaisymmetrieAls je een figuur zo kunt draaien dat deze bij draaiïng meer dan één keer op zichzelf past, dan spreek je over een draaisymmetrische figuur.
De kleinste draaihoek is dan: 360o : 4 = 90o We spreken altijd over de kleinste draaihoek.
De figuur die je hiernaast ziet heeft als kleinste draaihoek 120o
Bij draaiing past de figuur 3 keer op zichzelf. De kleinste draaihoek is dan: 360o : 3 = 180o
|
H1.3 opdracht 1
Hieronder zie je een aantal verkeersborden.
Noteer de letters van de verkeersborden die draaisymmetrisch zijn in je schrift.

H1.3 opdracht 2
Hiernaast zie je een aantal draaisymmetrische figuren.
Bereken van iedere figuur de kleinste draaihoek. Schrijf de berekeningen met daarachter het antwoord in je schrift.
H1.3 opdracht 3
Hiernaast zien we vier logo's van vier verschillende auto merken. De logo's zijn draaisymmetrisch. Bereken van ieder logo de kleinste draaihoek. Schrijf de berekeningen netjes in je schrift.
H1.3 opdracht 4 
Op het werkblad zie je het begin van twee draaisymmetrische figuren. Onder de figuur staat de kleinste draaihoek vermeld in graden. Teken de figuren af op je werkblad.
H1.3 opdracht 5 
Op het werkblad zie je het begin van twee draaisymmetrische figuren. Onder de figuren staat de kleinste draaihoek vermeld in graden. Teken de figuren af op je werkblad.
KennisbankDraaisymmetrie en hoeken.
Als twee rechte lijnen elkaar snijden ontstaan overstaande hoeken. Voorbeeld Leg je de figuur op zijn kop, dan zie je dat en dat
Gelijke hoeken
We bedoelen hiermee dat beide hoeken even veel graden zijn
Berekeningen maken met behulp van gestrekte hoeken en overstaande hoeken.
|
H1.3 opdracht 6
Bekijk de figuur hiernaast.
Welke paren overstaande hoeken zie jij?
Noteer het zo in je schrift:
R1 =
...
R2 =
...
H1.3 opdracht 7
Bekijk de figuur hiernaast.
Welke paren overstaande hoeken zie jij?
Noteer het in je schrift.
H1.3 opdracht 8
Bekijk de afbeelding hiernaast. Je ziet hier de hoeken N, P en Q. Alle hoeken zijn onderverdeelt in vier stukken.
Geef antwoord op de vragen hieronder, noteer de antwoorden in je schrift.
H1.3 opdracht 9
Hiernaast zie je hoek G. Hoek G is verdeeld in 5 stukken.
H1.3 opdracht 10
Bekijk de figuur hiernaast.
We zien A. Deze hoek wordt in 5 stukken gedeeld.
H1.3 opdracht 11
Bekijk de afbeelding hiernaast.
Je ziet dat S in 5 stukken is gedeeld.
H1.3 opdracht 12
Bekijk de figuur hiernaast.
H1.3 opdracht 13
Bekijk de afbeelding hiernaast.
KennisbankPuntsymmetrieAls een figuur draaisymmetrisch is over een hoek van 180° dan is de figuur ook puntsymmetrisch. De rechter figuren hierboven zijn dus puntsymmetrisch, want na een draai van 180° is de figuur weer hetzelfde. Voor de linkerfiguren is dat niet zo, die zijn dus niet puntsymmetrisch.
|
H1.3 opdracht 14
Bekijk de acht afbeeldingen hiernaast.
Noteer de nummers van de figuren die puntsymmetrisch zijn in je schrift.
H1.3 opdracht 15
H1.3 opdracht 16
Bekijk de afbeelding op je werkblad.
Verbind de overstaande hoekpunten met elkaar. Als je heel precies werkt, dan gaan alle verbindingslijnen door één punt in het midden van je figuur. We noemen dat het symmetrisch centrum van je figuur
H1.3 opdracht 17 
Bekijk de afbeelding op je werkblad.
Teken in alle vier de figuren het symmetrisch centrum door de overstaande hoekpunten met elkaar te verbinden.
EXTRA - EXTRA - EXTRA - EXTRA - EXTRA - EXTRA - EXTRA - EXTRA - EXTRA - EXTRA - EXTRA - EXTRA
KennisbankHoe spiegel je door een punt
|
H1.3 opdracht 18 
Bekijk de afbeelding op je werkblad.
Spiegel de driehoek door het aangegeven punt.
Werk netjes en gebruik je potlood en geodriehoek.
H1.3 opdracht 19 
Bekijk de afbeelding op je werkblad.
Spiegel beide figuren door de aangegeven punten.
Werk netjes en gebruik je potlood en geodriehoek.
H1.3 opdracht 20 
Bekijk de afbeelding op je werkblad.
Maak van de punten A, B en C een driehoek ΔABC.
Spiegel ΔABC door punt P
H1.3 opdracht 21
In een assenstelsel staan de punten A(3 , −2), B(5 , 0) en C(1 , 4). Je gaat nu ΔABC spiegelen. Het beeld van ΔABC noem je ΔA'B'C'.
H1.3 opdracht 22
In een assenstelsel staan de punten A(3 , −2), B(5 , 0) en C(1 , 3). Je gaat nu ΔABC spiegelen in punt P(3 , 1).
Teken ΔABC en de beeldfiguur ΔA′B′C′.
H1.3 opdracht 23
Gegeven zijn de roosterpunten A(−2 , 2), B(4 , 4), C(−3 , 5), A′(2 , 0) en B′(0 , 6). Verder is ΔA′B′C′ het spiegelbeeld van ΔABC bij spiegelen in punt P.