H7.1 Voorkennis

Diagrammen.

 

Staafdiagram en histogram

Gegevens kun je op verschillende manieren weergeven.
Voorbeelden zijn een tabel, een beelddiagram en een staafdiagram.

Een klas van 30 leerlingen heeft een toets wiskunde gemaakt.
Met de resultaten is een tabel, een beelddiagram en een staafdiagram gemaakt

 

 

 

Voorbeeld 2:

Aan 30 jongeren tussen de 12 en 14 jaar is gevraagd hoe zij aan geld komen.
De antwoorden zijn verwerkt in een tabel.

Tel het totaal aantal antwoorden in de tabel. Het aantal antwoorden is groter dan 30. Kan dat? Ja dat kan. Dat betekent dat een aantal jongeren op meer dan één manier aan geld komt.

Bij de tabel is een beelddiagram gemaakt.
Achter zakgeld staan 10 poppetjes getekend. Ieder poppetje stelt 2 jongeren voor.

 

Op airport Eindhoven komen elke dag mensen aan, uit verschillende landen.

a. Op welke dagen komen de meeste mensen aan op airport Eindhoven?

……………………………………………………………………………………

b. Vul onderstaande tabel in

 

22. In het beelddiagram zie je voor een aantal landen het gemiddelde jaarinkomen per inwoner in euro’s.

vraag4

a. Hoeveel is het gemiddeld jaarinkomen per inwoner in Nederland? ………………………

b. Hoeveel is het gemiddeld jaarinkomen per inwoner in Indonesië? ………………………

c. Het gemiddeld jaarinkomen per inwoner in China is € 7000,-.
   Geef dit inkomen aan in het beelddiagram hierboven.

 

23.  Een klas heeft een toets geschiedenis gemaakt. In de tabel zie je de resultaten:

cijfer

4

5

6

7

8

9

aantal keer

2

3

5

7

5

3

                      

          

a. Maak het beelddiagram en staafdiagram hieronder verder af.

vraag1

b. Hoeveel leerlingen zitten er in de klas?  ………………………………….

c. Hoeveel leerlingen hebben er een onvoldoende?   ……………………..

 

24.  Aan een groep jongeren is gevraagd hoe zij aan hun geld komen.
De antwoorden staan in de tabel.

a. Kun je in de tabel hieronder zien aan hoeveel jongeren de vraag is gesteld?
Leg je antwoord uit.

………………………………………………………………………………………………………

https://maken.wikiwijs.nl/userfiles/88855b748ac6b56f933352006045afbaf89fdf83.jpg

b. Naast de tabel zie je een begin van een beelddiagram. Maak het beelddiagram af.

 

 

 

25. In een klas zitten 32 leerlingen.

Er komen 6 leerlingen lopend naar school, 20 leerlingen met de fiets, 4 leerlingen met de bus en 2 leerlingen met de brommer.

Maak voor deze gegevens een beelddiagram én staafdiagram (hieronder). Maak ook de indeling op de assen.

vraag3

 

26. Tijdens de sportdag kan gekozen worden uit een aantal sporten.
In de tabel hieronder staat hoeveel iedere sport gekozen is door leerlingen.

Teken  hieronder het staafdiagram.

 

Turftabellen