Geef steeds bij elke kaart een beschrijving van het patroon dat de kaart laat zien.
Gebruik de namen voor de 'grote gebieden' in de wereld (zoals 'Zuid-Aziƫ').
Als je niet zeker weet hoe bepaalde gebieden heten kun je gebruik maken van de Bladwijzers achterin de atlas.
Bij elke kaart staat een vraag om je beschrijving van het patroon in te vullen:
Waar komt het verschijnsel het meeste voor?
Waar komt het verschijnsel het minste voor?
Welke gebieden zijn 'gemiddeld'?
Welke gebieden vormen een uitzondering op het patroon?
Tevreden over je antwoord. Kies dan voor antwoord controleren. Dat van jou hoeft natuurlijk niet precies zo te zijn opgeschreven als het antwoordmmodel, maar moet wel de 4 punten bevatten.