Reflectie-Visie-Verantwooding

Visie

Visie didactiek – Inez Kloosterman – 0968590 – november 2020 – Reflectie Leerarrangement.

Verantwoording, reflectie en visie

In deze reflectie verantwoord ik mijn keuzes voor het gemaakte leerarrangement, reflecteer ik op de gemaakte keuzes waaruit ook mijn visie blijkt op digitale hulpmiddelen.

Het leerarrangement dat ik heb samengesteld is bedoeld voor leerlingen van 1 vwo. Ik heb mij daarbij gebaseerd op de doelen die in de methode ‘Nieuw Nederlands’ worden gehanteerd bij de vaardigheid ‘lezen’. Het leerarrangement bestaat uit drie grote thema’s: onderwerp, deelonderwerp en hoofdgedachte herkennen, tekstverbanden en signaalwoorden herkennen en tekstdoelen herkennen. De docent kan verwijzen naar het desbetreffende deel van dit leerarrangement naast het gebruik van de methode.

Voor leerlingen is het prettig als de oefeningen en de uitleg een bepaalde betekenis krijgen en verbonden zijn met het dagelijks leven. (Bonset, 2015, p. 51-53). Dat heb ik zoveel mogelijk toegepast bij de uitleg en de oefeningen. De leerling gaat individueel aan het werk met het arrangement om de leesvaardigheid te oefenen.

 

Leesvaardigheid aanbieden

Alle drie de thema’s van de vaardigheid ‘lezen’, starten steeds met het leerdoel. Bij het benoemen van het leerdoel haak ik aan op voorkennis (Kirschner, 2019, pag 110). Dan volgt de theoretische achtergrond van het thema. Dit onderdeel geeft op twee manieren uitleg over het thema. Sommige leerlingen vinden een filmpje fijn, anderen juist een powerpoint.  Op deze manier sluit ik aan bij de al bestaande kennisstructuur van de leerling. In de powerpoints staan voorbeelden waarmee de leerling deze nieuwe kennis aan de oude kennis kan koppelen waardoor het betekenis krijgt (Van der Veen & Van der Wal, 2016, pag 134 en 150). Ik maak gebruik van het Activerende Directe Instructiemodel (Berben, 2018, pag 41). Ik zorg voor oriëntatie en uitleg op het onderwerp. Met enkele voorbeelden in de powerpoint zorg ik voor een begeleide inoefening. In de filmpjes zit vaak een stukje ‘modeling’ zodat een leerling mee kan doen (Bonset, 2015, p. 119).  Aan het eind van ieder thema staat een korte samenvatting, een terugblik op het geleerde.  Volgens de “12 principes voor het ontwerpen van mulitmediaal materiaal” (Mayer,2009) is het het meest effectief is als de leerling op meerdere manieren de materie kan opnemen. Zowel visueel, door te ondersteunen met illustraties, als met geluid en tekst.

 

Oefenen met leesvaardigheid

Het leerarrangement start en eindigt met een toets die uit negen vragen bestaat. Over ieder thema staan drie vragen, waarbij ik steeds een variatie in de vraagstelling heb aangebracht. Door die variatie krijgt de leerling meerdere mogelijkheden om op een bepaald vlak zijn kennis te testen. De starttoets is wat eenvoudiger wat betreft vraagstelling, er zitten geen teksten in die gelezen moet worden bijvoorbeeld. Dan volgt een deel met oefeningen, daarbij is de eerste oefening een standaardoefening die uit vijf vragen bestaat. Ik heb verschillende vraagstellingen gebruikt zodat de leerling betrokken en gemotiveerd blijft. De tweede oefening is bedoeld voor leerlingen die oefening één nog onvoldoende beheersen. Deze oefening is iets makkelijker, bijvoorbeeld door een kortere tekst of eenvoudigere vraagstelling zoals reproductievragen (Geerts & Van Kralingen, pag. 46)). De derde oefening is juist wat moeilijker; de teksten zijn langer en vaak zijn het open vragen waardoor de leerling zelf moet formuleren. Deze oefening bestaat telkens uit drie vragen. In dit onderdeel wordt meer van de leerling gevraagd op het gebied van analyseren en evalueren, de 4e en 5e stap in de denkniveaus volgens de taxonomie van Bloom (Berben, 2018, pag. 61). Het is prettig als de leerling meteen feedback krijgt over de prestaties, daarom staat er overal feedback bij. Hierin staan soms de juiste antwoorden, een verwijzing naar de theorie of een advies over de volgende oefening (Kirschner, 2019, pag. 130). In een leerarrangement is het lastig om op persoonsniveau feedback te geven, daarom is de feedback vooral gericht op de taak en op zelfregulatie.  Ieder thema sluit af met een vorm van formatief toetsen zodat de leerling zicht op het eigen leerproces krijgt. De leerling weet nu waar nog verbeterpunten aangebracht kunnen worden.

 

Pedagogisch aspect van het leerarrangement

In dit leerarrangement wil ik de stof meer betekenis geven door aan te sluiten bij de eigen leefwereld van pubers en daar ook de teksten en vragen op aan te passen, bijvoorbeeld met artikeltjes uit Kidsweek. De teksten voorzie ik zoveel mogelijk van illustraties waardoor het onderwerp een ‘gezicht’ krijgt dat makkelijker te onthouden is volgens de “12 principes voor het ontwerpen van multimediaal materiaal” (Mayer, 2009).  Waar mogelijk heb ik de illustraties voorzien van een auteursnotitie; de website waar ze af zijn gehaald. De leerling kan kiezen om de uitleg op twee manieren tot zich te nemen, zodat iedere leerling op eigen niveau instructie krijgt. De leerling kan ook kiezen uit verschillende niveaus van oefeningen. De oefeningen zijn voorzien van feedback, zodat de leerling inzicht krijgt in de eigen prestaties en mogelijkheden tot verbeteren. Bij de eerste oefening is er een grote kans op succeservaring waardoor de leerling meer vertrouwen in de eigen capaciteit krijgen (Kirschner, 2019, pag. 54-57). Omdat het programma niet adaptief is, dus het niveau wordt niet automatische aangepast, moet de leerling zelf de discipline opbrengen om te kiezen voor de juiste vervolgstap. Dat vraag nogal wat van de meta-cognitieve vaardigheden van de leerling (Kirschner, 2019, pag. 131). Bij de laatste toets is het de bedoeling dat de leerling dit met de docent deelt zodat het duidelijk is of de leerdoelen gehaald zijn.

 

 

Leerarrangement geeft ruimte aan differentiatie

De inzet van informatie-technologie om het vak beter te kunnen overbrengen heb ik vooral gedaan door de theorie op verschillende manieren aan te bieden. Ik heb zelf veel meer nagedacht over de inhoud van een filmpje of powerpoint omdat de leerling zelfstandig aan het werk gaat hiermee. Ik moet dus zien te voorkomen dat een leerling met veel vragen blijft zitten. Het voordeel hiervan is dat een leerling de uitleg meerdere malen kan bekijken en er ook voor kan kiezen de verschillende vormen van uitleg te bekijken.

Als de docent differentiatie aan wil bieden maakt een digitaal hulpmiddel dit makkelijker. Het kan vaker worden gebruikt, het wordt meteen nagekeken, de leerling ziet meteen wat hij fout doet en de leerling kan groeien naar een hoger niveau door de oefeningen te maken die zijn klaargezet in het arrangement.

 

 

Literatuur

 

Berben, M. (2028). Differentiëren is te leren! Omgaan met verschillen in het vo en mbo. Amersfoor: CPS Onderwijsontwikkeling en advies.

 

Bonset, H., De Boer, M. & Ekens, T. (2015). Nederlands in de onderbouw. Een praktische didactiek. Bussum: Coutinho

 

Geerts, W. en Kralingen, R. van (2018). Handboek voor leraren, Bussum: Coutinho

 

Kirschner, P.A., Claessens, L. & Raaijmakers, S. (2019).  Op de schouders van reuzen. Meppel: Ten Brink Uitgevers

 

Mayer, R. E. (2009). Multimedia Learning (2de editie). Cambridge, Verenigd Koninkrijk: Cambridge University Press

 

Veen van der, T., Wal van der, J. (2016). Van leertheorie naar onderwijspraktijk. Groningen: Noordhoff Uitgevers

Evaluatie

 

 

Evaluatie bij ontwerpen van het leerarrangement

De inzet van digitale hulpmiddelen biedt de mogelijkheid om de leerling op ieder moment te bedienen, verschillende didactische werkvormen aan te bieden en verschillende niveau’s aan te brengen. Bij de uitleg van de theorie heb ik gekozen voor verschillende vormen en ook de vraagstelling varieert van meerkeuze tot open vragen, wat ook differentiatie geeft. Tot slot heb ik gekozen om als formatieve toets een Quizlet klaar te zetten. Dat biedt als voordeel dat een leerling daarmee meteen verder kan oefenen als dat nodig is. De specifieke doelen staan genoemd in de leerdoelen en zijn gekoppeld aan de leerdoelen voor leesvaardigheid uit de methode ‘Nieuw Nederlands’.

De leerling gaat met dit leerarrangement individueel aan de slag. Daarbij mis ik de interactie met de leeromgeving, de gesprekken en het volgen van een leerproces. Het leerproces vindt plaats in een sociale omgeving; met docenten en leerlingen. Zij leren van en met elkaar (Van der Veen & Van der Wal, 2016, pag. 147). De vraag is of de digitale mogelijkheden kunnen voorzien in die noodzakelijke interactie in een leergemeenschap. Soms zijn we geneigd te verwijzen naar een filmpje of powerpoint, terwijl de leerling juist door de interactie (vragen stellen, op elkaar reageren) tot inzichten komt. Voor de leerling zelf is het doel steeds meetbaar; iedere oefening en toets geeft uitslagen waaruit je kunt concluderen of je de stof goed hebt begrepen. Voor de docent is het lastig om dit te kunnen meten; dan zou je mee moeten kijken met de leerling. De oefeningen zijn wel zo gekozen dat ze vergelijkbaar zijn met de oefeningen uit de methode, in die zin zijn ze realistisch wat betreft niveau en hoeveelheid.

Het gevaar van digitale hulpmiddelen is dat wij ze gaan zien als vervanging van docenten, van leergesprekken en van begripsvorming. Hierbij denk ik aan het ‘vlindereffect’ zoals Kirschner dat noemt in “Op de schouders van reuzen”: “Ze onthouden misschien wel enkele ‘interessante’ feitjes maar goed leren doen ze niet.” Processen die tijd kosten, die je niet in modelletjes kunt vangen en niet kunt voorzien van ‘foute’ of ‘goede’ antwoorden. Ik zou wel graag meer willen weten en leren over de mogelijkheden die op dit vlak worden aangeboden bij de educatieve, digitale tools. Ik ervaar het als positief dat iedere leerling op zijn of haar eigen niveau kan werken. Het traditionele, klassikale lesgeven wordt daarmee steeds minder belangrijk. De rol van de docent zal daardoor ook veranderen. De docent wordt meer een individuele begeleider en zal dus voortdurend moeten aansluiten op de mogelijkheden van iedere leerling afzonderlijk. Ik ervaar dat als grote winst van de digitale mogelijkheden in het onderwijs.

 

Literatuur

 

Kirschner, P.A., Claessens, L. & Raaijmakers, S. (2019).  Op de schouders van reuzen. Meppel: Ten Brink Uitgevers

 

Veen van der, T., Wal van der, J. (2016). Van leertheorie naar onderwijspraktijk. Groningen: Noordhoff Uitgevers