2.1 Opbouw van de luchtwegen

Luchtwegen vormen de verbindingsweg tussen de buitenlucht en het longweefsel. Via de luchtwegen kan zuurstof naar het longweefsel getransporteerd worden en kooldioxide uit de longen. Tot de luchtwegen behoren neus- en mondholte, keelholte, strottehoofd., luchtpijp en bronchien welke zich zeer sterk vertakken en uiteindelijk eindigen in de longblaasjes.

De cellen in je lichaam hebben voor de verbranding van voedingsstoffen zuurstof nodig.
De zuurstof krijg je binnen door in te ademen. De lucht die je inademt, gaat via de neusholte, keelholte en luchtpijpnaar je longen. De afvalstof koolstofdioxide die bij de verbranding ontstaat, adem je uit.

Bron afbeelding: IRun2BFitirunbefit.weebly.com

Neusholte
Lucht die door de neus wordt ingeademd stroomt minder snel dan lucht die door de mond gaat. Vuiltjes in de lucht blijven kleven aan de neusharen en slijmlaag in de neusholte.

Keelholte (pharynx)
Achter in de mond vind je de keelholte. In de keelholte bevindt zich ook het strottenhoofd: de ingang naar de slokdarm en de luchtpijp. In het strottenhoofd liggen de stembanden.
Strottenklepje (eppiglotis)
Het strottenklepje sluit luchtpijp af tijdens het slikken. Dat voorkomt dat er voedsel in de luchtpijp komt.
Luchtpijp (trachea)
De luchtpijp is een stevige buis die bestaat uit kraakbeenringen.
Long (pulmonalis)
De longen bestaan uit longblaasjes. Om de longblaasjes lopen bloedvaatjes. De longblaasjes geven zuurstof af aan de bloedvaatjes en nemen koolstofdioxide op uit het bloed.
Bronchiën (vertakkingen van de luchtpijp)
De luchtpijp vertakt in de twee bronchiën. Die zorgen dat de lucht naar de longblaasjes vervoerd kan worden.
Longblaasjes (aveoli)
De bronchiën vertakken zich in de longen steeds verder en steeds kleiner. Aan de uiteinden van de allerkleinste takjes zitten de longblaasjes. Het zijn een soort zakjes waar gaswisseling plaatsvindt.

Bron: Functionele Anatomie van de Mens, Ludo Gregoire, 1990, Handboek sportmassage basisboek, Willem Snellenberg, 2003