8.3 Inademing en uitademing

Bij de inademing (inspiratie) wordt het middenrif (diafragma) door middenrifspieren afgeplat en trekken de buitenste tussenribspieren (musculi intercostales externi) de ribben omhoog. Hierdoor wordt het volume van de borstholte vergroot. Borst- en longvlies worden meegetrokken en in de longen ontstaat een onderdruk ten opzichte van de atmosferische druk: lucht stroomt de luchtwegen in.

Bij extra diep inademen trekken hulpademhalingsspieren in de hals en de schoudergordel de ribben verder omhoog.

Bij de uitademing (expiratie) ontspannen de spieren die bij de inademing zijn aangespannen. Het middenrif veert terug en de ribben vallen naar beneden (geholpen door de zwaartekracht). Door de volumeverkleining wordt lucht uit de longen geperst en stroomt deze uit de luchtwegen. Uitademing wordt ondersteund door de elasticiteit van de longblaasjes.

Geforceerde uitademing (fluiten, blazen, zingen, hijgen) komt tot stand door aanspannen van buikspieren (middenrif komt verder omhoog) en van de binnenste tussenribspieren (musculi intercostales interni) (extra daling van de ribben).

Het ademautomatisme is een reflexmatig proces dat ademfrequentie en diepte van de ademhalingen bepaalt. Het ademhalingscentrum in verlengde merg en pons reguleren de reflex. De prikkels voor het ademautomatisme:

Onderbrekingen van het ademritme gebeurt door zuchten, gapen, slikken, niezen, hikken, braken en persen.

Bron: website.thiememeulenhoff.nl