Om te kunnen overleven moet je adequaat kunnen reageren op prikkels (stressoren). Om deze prikkels te kunnen opvangen kan ons lichaam in verschillede fases terecht komen. Ons lichaam reageert in eerste instansie in de alarmfae. Vervolgens past je lichaam zich aan de situatie. Dit wordt de aanpassingsfase genoemd. Tot slot komt het in de rust- en herstelfase terecht. Soms kan een prikkel te lang duren, als dit het geval is, komt het in de uitputtingsfase terecht.
De verschillende faces;
Alarmfase -> Alle processen van het parasympatische zenuwstelsel (trofotrope processen) vallen stil. Als deze fase te lang duurt, kan er weefselbeschadiging optreden. De alarmfase kan veel energie kosten. Je herkent het aan een betere waarneming van je zintuigen en een sterk spierspannings toenamen.
Aanpassingsfase -> Hier pas je je situatie aan en komt er aan eind aan de alarmfase. Al je energie gaat naar het aanpassen. Je kan in twee aanpassingsfases komen. Je gaat over in de rust- en herstelfase of je komt opnieuw in de alarmfase terecht.
​Rust - en herstelfase -> In deze fase komt het parasympatische zenuwstelsel in actie en wordt weer actief. Je lichaam komt in rust, de weefsels herstellen en het lichaam verteerd het voedsel.
Uitputtingsfase -> In deze fase kom je als je bij de aanpassingsfase weer opnieuw in de alarmfase komt. Dit kost extra veel energie en kan leiden tot uitputting. Dit heeft een negatief effect op de gezondheid van de weefsels van het lichaam.