In de hersenen produceren zenuwcellen de stof dopimine. Door de stof dopimine communiceren hersendelen met elkaar en krijgt het lichaam taken en opdrachten om uit te voeren.
Bij de ziekte van Parkinson sterven er zenuwcellen binnen in de hersenen af, dus daardoor wordt de dopimine minder. Doordat er minder dopimine is wordt het communiceren binnen de hersenen slechter, ook de opdrachten worden minder goed uitgevoerd. Hierdoor ontstaan er verschillende klachten.
De oorzaak over hoe dit kan gebeuren is nog niet bekend. Er zijn wel sterke aanwijzingen dat het gaat om een combinatie tussen bepaalde genetische factoren en omgevingsfactoren.
Bij ongeveer 10 tot 15% blijkt dat genetische factoren (erfelijke aanleg) een grote rol speelt.
Het gebied waar dit proces gebeurd heet de 'substantia nigra' ook wel de 'zwarte kern' genoemd. Dit gebied stuurt de bewegingen van het lichaam aan.