Je kunt de hormoonklieren van de mens grofweg in twee groepen verdelen:
1. Een groep hormoonklieren waarvan de hormonen vooral de stofwisseling regelen of er nauw mee in verband staan.
Voorbeelden zijn hormonen van de:
Schildklier, onder andere thyroxine (t4): bevorderen de celstofwisseling en daarmee de groei.
Bijnier, onder andere adrenaline en cortisol: bevorderen de omzetting van eiwitten/glycogeen in glucose.
Eilandjes van Langerhans, o.a. insuline: stimuleren de glycogeenopslag in de lever en de spieren.
2. Een groep hormoonklieren waarvan de hormonen een rol spelen bij de voortplanting en het geslacht van de mens.
Voorbeelden zijn hormonen van:
Het ovarium, onder andere oestrogeen: veroorzaken het ontstaan van de secundaire geslachtskenmerken en bevorderen de groei van het baarmoederslijmvlies.
De testis, onder andere testosteron: stimuleren de ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken bij jongens en bevorderen bovendien de rijping van de zaadcellen.