Het ademvolume is de hoeveelheid lucht die bij een normale ademhaling in rust in- en uitgeademd wordt. De hoeveelheid lucht die na een normale uitademing middels krachtige inademing wordt ingeademd heet de inspiratoire capaciteit.
Het ademvolume is daar een deel van en de overige 2500 ml is het inspiratoire reservevolume. Na een rustige uitademing is het nog mogelijk om ongeveer 1000 ml extra lucht uit te ademen. Dit is de expiratoire reservevolume.
Na een maximale uitademing blijft nog een restvolume in de luchtwegen over. Dit is het residuale volume. Deze lucht houdt de alveoli open en voorkomt dat de longen tussen ademhalingen door inklappen.
De vitale longcapaciteit is maximaal uitgeademde luchtvolume na een maximale inademing. Een belangrijke maat voor respiratioire funtie is de hoeveelheid lucht die in 1 seconde met kracht kan worden uitgeademd. Deze heet de FEV1 (forced expiratory volume in 1 second) en is voor gezonde mensen ongeveer 75-80% van de vitale longcapaciteit