Het strottenhoofd bevindt zich in de hals, het ligt aan de voorkant van de slokdarm. Het bestaat uit een aantal stukken kraakbeen die verbonden zijn met bindweefsel, omgeven door dwarslopende spieren.
De bovenkant is met een bindweefselplaat verbonden met het tongbeen. Het tongbeen heeft een hoefijzervorm aan de basis van de tong. Dit zit met spieren vast aan de onderkaak, schedelbasis en het borstbeen.
Het grootste stuk kraakbeen is het schildkraakbeen. Dit zijn twee platte stukken kraakbeen die zich aan de voorzijde verenigen in een hoek van 90 graden. Aan het uiteinden naar boven toe lopen twee punten. De bovenste hoorns. Ook naar beneden eindig het kraakbeen aan beide zijden in de onderste hoorns. Aan de voorkant is het schildkraakbeen alleen bedekt met huid.
Het strottenklepje is een veerkrachtig kraakbeenplaatje. Het korte uiteinde is via een bindweefsel aan de binnenkant van het schildkraakbeen bevestigd. Op het moment van slikken zorgt de tongbasis ervoor dat het klepje over de luchtpijpopening komt. Hierdoor kan er geen voedsel in de luchtpijp terecht komen.
Aan de onderste hoorns zit het ringkraakbeen hierin zitten op de achterrand links en rechts stelkraakbeentjes. De stelkraakbeentjes hebben een grote bewegingsvrijheid. Ze kunnen voor- en achterover kantelen, draaien en zijwaarts kantelen. De bewegingen hebben invloed op de stand en spanning van de stembanden en daarmee ook de stemvorming.