Tussen de stelkraakbeentjes en het schildkraakbeen bevindt zich links en rechts een spierplooi. Dit zijn de ware stembanden. Ze bestaan uit dwarsgestreepte spierweefsel. Ze vormen de stemspier.
De opening tussen de stembanden noemen we de stemspleet. De stembanden hebben 2 functies:
Boven aan de binnenkant van de ware stembanden zittten de valse stembanden. Zo genoemd omdat ze geen geluid voortbrengen. De functies van deze valse stembanden is het vochtig houden van de ware stembanden.
Doordat de stelkraakbeentjes bijna alle kanten op kunnen bewegen, kunnen ze de stembanden van vorm doen veranderen: dikker en dunner, langer en korter. Tegelijkertijd wordt de stemspleet wijder of nauwer. Als de stemspleet helemaal open staat kunnen de stembanden niet in trilling worden gebracht. Wordt de stemspleet nauwer gemaakt, dan kan de uitgeademde lucht de stembanden in trillingen brengen. Er ontstaat een toon.
De toonhoogte is afhandelijk van de spanning van de stembanden. Hoe groter de spanning hoe hoger de toon. Mannen hebben langere en dikkere stembanden en daardoor een lagere stem dan vrouwen.
Het volume is afhankelijk van de kracht waarmee uitgeademd worden. De tonen worden omgevormd tot klanken door restonatie in de neusholte, de neusbijholte en de mondholte. Ook de bewegingen van de tong, lippen en onderkaak hebben hier mee te maken.