In deze opgave ga je leren hoe de verschillende onderdelen van een plant heten en waar ze zitten.
Planten bestaan dus uit wortels, bladeren, stengels en bloemen. Wat is de functie van al deze onderdelen? Hieronder kun je het lezen.
De wortels
De wortels zijn het ondergrondse deel van de plant, ze vormen een systeem die steeds meer vertakt. Uiteindelijk zijn er de kleinste worteltjes ter grootte van een haar, die wat en voedingsstoffen opneemt. Deze wortels noemen we wortelhaartjes. De voedingsstoffen noemen we ook wel ‘nutriënten’.
De bladeren
De bladeren vormen een groot deel van de plant. De bladeren zorgen ervoor dat een plant suikers kan aanmaken. Deze suikers worden ook wel ‘glucose’ genoemd. Glucose wordt gemaakt door een proces dat we fotosynthese noemen. Fotosynthese gebruikt zonlicht (en water uit de wortels, en CO2 uit de lucht) om glucose te maken. Glucose gebruikt een plant om in leven te blijven en om te groeien
De stengels
De stengels van een plant zorgen voor stevigheid én hoogte. Een plant moet in het zonlicht staan en wil daarom graag boven andere planten uitgroeien, hiervoor heeft hij stevige stengels nodig. Daarnaast zorgen plantenstengels ook voor vervoer van water, voedingsstoffen en suikers door de plant. Zo kan water via de stengels naar de bladeren en bloemen, en kunnen suikers (glucose) via de stengel naar opslagplaatsen of plaatsen van groei worden gebracht.
De bloemen
De bloemen zijn de voortplantingsorganen van de plant. Ze zijn mooi en ruiken lekker, zodat insecten (zoals bijen) naar de plant worden gelokt. Door van plant naar plant te vliegen zorgen ze ervoor dat de planten worden bestoven, zodat deze zich kunnen voortplanten.