Ironie
Bij ironie wordt er iets op een spottende manier geschreven, maar is het niet de bedoeling om iemand te kwetsen. Men gebruikt dit vaak om het tegenovergestelde te zeggen van wat er bedoeld wordt.
Voorbeeld:
Sara komt helemaal doorweekt het klaslokaal binnengestormt. Het heeft geregend en haar mascara is helemaal uitgelopen. De docent kan wel begrijpen waarom ze te laat is aangekomen. Hij wijst naar een vrije tafel en zegt: " Ga maar zitten Sara. Wat is het toch een lekker weertje vandaag."
Sarcasme
Je voelt het al aankomen. Sarcasme gaat het veel verder dan ironie. Het is hier wel de bedoeling om een bijtende, spottende opmerking te maken. Je kan hier ook mensen mee kwetsen.
Voorbeeld:
Maarten laat zijn rapport aan zijn moeder zien. Hij heeft veel onvoldoendes en ze is er duidelijk niet blij mee.
" Wat ben je toch een slimme jongen. Je krijgt later vast een goede baan.".
Je krijgt de rillingen wanneer je dit leest. Het sarcasme straalt er vanaf en Maarten voelt zich sowieso gekwetst. Dat is ook duidelijk de bedoeling geweest. Bij ironie is dat niet zo. Daar kan je het verschil aan herkennen.