Je hebt geleerd dat een allel dominant is óf recessief. Daar zijn, uiteraard, uitzonderingen op. Sommige genen bevatten namelijk allelen die beiden even sterk zijn. Er is dan geen sprake van een dominant of recessief allel. Deze genen noem je intermediair.
Voorbeeld: Rozen kunnen rood, wit of roze zijn. Dat komt door een rood en een wit allel. Deze zijn allebei dominant. Op het moment dat een roos beide allelen heeft is deze dus roze: de combinatie van rood en wit.
Hoe schrijf je dat dan op?
De basis is hetzelfde. Je kiest dus een letter om het allel mee aan te geven. In dit geval kiezen we de B. De gekozen allel letter gebruiken we als hoofdletter omdat het nog steeds wel om dominante allelen gaat: wit en rood. Om toch duidelijkheid te geven gebruiken we volgende notatie: Bw voor wit en Br voor rood. In dit geval zie je dus dat het om een dominant allel gaat, door de hoofdletter, en welke variant van dat dominante allel, door de kleine letter.
Hoe los je dan zo'n vraag op?
Zo'n vraag los je precies op dezelfde manier op als je gewend bent. Stel een witte plant kruist met een roze plant. Je kijkt naar de genotypes:
Wit: BwBw
Rood: BrBr
Dit vul je in in een kruisingsschema en zo beantwoord je een vraag.