De opvatting leeft dat de bovenbouw van de middelbare school slecht aansluit bij de onderbouw. Vandaar dat er vaak gesproken wordt van ‘overgangsproblematiek’. Je ziet vaak in de toetsing voorkomen dat waar ze in klas 3 nog veel getoetst werden met kennisvragen, ze nu in jaar 4 meer getoetst worden op inzicht- en toepasvragen.
Ik merk op mijn eigen werkplaats dat de overgang van jaar 3 naar jaar 4 ook voor sommige leerlingen moeizaam verloopt, en dat is dus iets waar de school aandacht aan zou kunnen bieden.
Dit kan door bijvoorbeeld enkele concrete actiepunten:
Op mijn werkplek, het Spinoza20First, is gekozen voor de mogelijkheid dat er nog geen PTA’s worden afgenomen in VWO 4. Dit betekent dat de thema’s die behandeld worden in VWO 4 nog wel op PTA-niveau getoetst moeten worden aan de start van VWO 5.
Hierom beginnen de leerlingen in 5 VWO periode 1 met het herhalen van de leerstof uit 4 vwo. De leerlingen worden getoetst in deze periode door het maken van een eigen spel in groepjes. De leerlingen krijgen duidelijke instructies mee waarbij ze een (bord)spel maken waarin de thema’s uit VWO 4 in voorkomen. Om ervoor te zorgen dat de vragen in het (bord)spel wel alle subdomeinen dekken, krijgen de leerlingen een lijst mee met de verplichte onderdelen, en dit wordt ook opgenomen in de rubric van de opdracht.
De leerlingen zijn heel periode 1 bezig met het maken van hun eigen (bord)spel, wat ze in samenwerking doen met Expressie. Aan het einde van periode 1 worden er twee lessen gereserveerd voor het spelen van de bordspellen in de les, waarbij de groepjes elkaar feedback gegeven, die daarna verwerkt wordt. In de laatste les van periode 1 leveren de leerlingen hun aangepaste bordspel in voor een beoordeling.
Na het herhalen van de thema’s uit VWO 4 gaan de leerlingen in periode 2 aan de slag met de nieuwe stof uit VWO 5, waarbij ze Regeling (thema 1) en Waarneming en Gedrag (thema 2) behandelen. Regeling en Waarneming zijn vaak thema’s die aan elkaar gekoppeld worden, omdat ze in elkaars verlengde liggen. De leerlingen worden deze periode getoetst met een PTA-toets over de stof. Daarnaast maken ze in de les een mindmap over het hormoonstelsel. Voor het onderdeel gedrag gaan we naar Artis, waarbij de leerlingen in groepjes van 2/3 een diersoort uitkiezen en een gedragsonderzoek uitvoeren. Het gedragsonderzoek en de mindmap komen in het werkdossier terecht, die aan het einde van het jaar beoordeeld wordt (zie punt 2.3).
Vervolgens gaan de leerlingen in periode 3 aan de slag met Stofwisseling (thema 3) en DNA (thema 4). De leerlingen worden in deze periode getoetst met een PTA-toets over de stof. Daarnaast doen ze een practicum waarbij de leerlingen hun eigen DNA isoleren uit hun speeksel. Bij dit practicum horen enkele vragen, die de leerlingen beantwoorden en aan hun werkdossier toevoegen.
In periode 4 gaan de leerlingen aan de slag met het thema Planten (thema 5). De leerlingen worden deze periode getoetst met een PTA-toets over de stof. Daarnaast maken de leerlingen meerdere tekeningen van plantencellen uit verschillende delen van de plant. Deze tekeningen voegen zij toe aan hun werkdossier. Aan het eind van periode 4 wordt dit werkdossier ingeleverd bij de docent. Dit zal het laatste PTA-cijfer voor de leerlinge uit 5 VWO vormen.
In VWO 6 beginnen de leerlingen in periode 1 met Vertering (thema 1) en Gaswisseling & Uitscheiding (thema 3). De leerlingen sluiten deze periode af met een PTA-toets. Daarnaast maken zij een indicatorentabel bij voedingsstoffen, enkele tekeningen van een vissenkop met kieuwen en tekeningen van een nierpracticum.
In periode 2 gaan de leerlingen aan de slag met Transport (thema 2) en Afweer (thema 4). Deze periode sluiten zij af met een PTA-toets. Zij vullen hun werkdossier aan met enkele tekeningen van een lamshart.
In VWO 6 wordt een andere volgorde aangehouden van thema’s, die dus afwijkt van de volgorde die Biologie voor Jou aanreikt. Omdat wij per periode 2 thema’s uit Biologie voor Jou bespreken, worden andere combinaties gemaakt. Hierbij hebben wij gekozen voor een combinatie tussen transport en afweer, omdat die in ons opzicht beter op elkaar aansluiten dan Vertering en Transport, wat de officiële volgorde van Biologie voor Jou is.
Periode 3 is de laatste periode voor het starten met de examentraining. In periode 3 wordt er gewerkt aan een vakoverstijgende opdracht, waarbij samengewerkt wordt tussen biologie, natuurkunde en scheikunde. De leerlingen krijgen een aantal thema’s waar zij uit mogen kiezen, en gaan dan in groepen aan de slag met vraagstukken en practica die bij dit thema wordt aangereikt. De opdrachten die zij hiervoor maken voegen zij aan het einde van periode 3 aan hun werkdossier toe, en die zal eind periode 3 beoordeeld worden.
De leerlingen werken in heel VWO 5 en VWO 6 aan hun werkdossier, die bestaat uit meerdere opdrachten en practica. Hier een overzicht wat elk werkdossier inhoudt qua producten.
Werkdossier VWO 5:
Werkdossier VWO 6:
De leerlingen krijgen dus aan het einde van VWO5 en aan het einde van periode 3 in VWO 6 een cijfer voor hun werkdossier, waar zij het hele jaar producten aan toevoegen. De leerlingen ontvangen wel tussendoor feedback op hun ingeleverde tekeningen en producten, maar pas op het moment van de beoordeling worden alle individuele beoordelingen van de producten samengevoegd tot 1 algemene beoordeling voor het werkdossier.
De moeilijkheidsgraad neemt toe naarmate de leerlingen verder vorderen in de bovenbouw van het vwo. In jaar 5 doen zij het eerste snijpracticum van de bovenbouw, namelijk het practicum lamsoog. Hier leren de leerlingen om te gaan met de verschillende onderdelen van een snijset, en hoe ze veilig en respectvol met de organen omgaan. Dit staat nog onder toezicht, de leerlingen werken in tweetallen waardoor ze van elkaar kunnen leren.
In jaar 6 hebben de leerlingen ook 3 snijpractica staan verdeeld over het jaar, waar zij de eerste twee organen nog in tweetallen zullen ontleden (vissenkop en lamshart). Het laatste snijpracticum van 6 vwo is het snijpracticum van de nier, en dit orgaan ontleden de leerlingen volledig zelfstandig.
De leerlingen doen in VWO 5 periode 2 een onderzoek, waarbij zij het gedrag van een dier naar keuze gaan bestuderen. Er wordt van de leerlingen verwacht dat zij dit op een natuurwetenschappelijke manier aanpakken: er wordt een onderzoeksvraag, hypothese en werkwijze opgesteld, waar de leerling een Go/NoGo voor krijgt. Na het ontvangen van de Go voeren de leerlingen het onderzoek uit, waarna zij hun resultaten weergeven aan de hand van tabellen en grafieken. In hun conclusie blikken zij terug op hun hypothese en geven een verklaring waarom deze juist/onjuist is.
In de discussie bespreken zij de samenwerking met hun groepsgenoten.
In VWO 6 werken de leerlingen aan een contextopdracht die vakoverstijgend is, waarbij natuurkunde en scheikunde ook aan bod zal komen. Ze kiezen een bepaald thema en doen in dat vakgebied een onderzoek, die zij toevoegen aan hun werkdossier. Deze onderzoeksopdracht doen de leerlingen alleen.
In de discussie ligt nu meer de nadruk op het kritisch reflecteren op hun eigen werkhouding en uitvoering van het onderzoek.