Lesplanformulier Practicum
naam student : Bas & Maura opleiding : Begeleider : onderwerp van de les: practicum plasmolyse werkplekleren in jaar: 1 2 3 4 (omcirkelen) |
naam stageschool : onderwijstype : klas of jaargroep : 4V werkbegeleider : datum van de les : |
Beginsituatie van de leerlingen
De leerlingen hebben voorkennis over de concepten van osmose en diffusie. In de les hebben ze het daar over gehad en theorieopdrachten over gemaakt. De leerlingen hebben meerdere keren met de microscoop gewerkt en weten hoe ze een eigen preparaat maken. De leerlingen moeten een tekening van de in plasmolyse verkerende uiencellen, ze zijn al op de hoogte van de tekenregels.
Doelen
Welk type practicum is dit?
Vaardigheden/apparatuurpracticum Begripspracticum Onderzoekspracticum
Aan het einde van de les hebben de leerlingen het volgende gedaan:
Aan het einde van de les hebben de leerlingen het volgende geleerd:
Moeten de leerlingen iets inleveren? Zo ja, wat?
De leerling leveren een tekening in hun drie aan elkaar grenzende in plasmolyse verkerende cellen.
Didactische onderbouwing
Het gebruik van een animatie
Volgens het cognitieve model voor multimediaal leren van Richard Mayer (2008) bezitten mensen aparte kanalen voor het verwerken van visuele en verbale informatie; plaatjes en (gesproken) woorden komen via verschillende kanalen binnen in het geheugen. Mayer baseert zijn model onder andere op de Cognitive Load Theory van Sweller (in Mayer: 2008), die aangeeft dat het visuele en het verbale kanaal allebei slechts een beperkte hoeveelheid informatie per tijdseenheid kan verwerken. Diepgaand leren gebeurt volgens Mayer volgens 3 procesonderdelen:
Mayer stelt dat, op basis van zijn onderzoek, dat visueel materiaal zorgt voor een groter leereffect, doordat het de geheugencapaciteit zo min mogelijk belast. Mensen leren beter van animaties en gesproken uitleg dan van animaties, gesproken uitleg én tekst op het scherm.
Het gebruik van een practicum
Bètavakken en practicum doen zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden in het voortgezet onderwijs. Er worden 5 motieven voor het toepassen van ene practicum in je lespraktijk omschreven door Van den Berg & Buning (1994):
Hieruit komen 3 soorten practica naar voren, namelijk een apparatuurpracticum, een onderzoekspracticum en een begripspracticum. Uit het onderzoek van Serè (1198) en Welzel (1998) kwam naar voren dat de docenten uit 7 Europese landen de link met de theorie het belangrijkste doelstelling van een practicum vinden.
In het geval van plasmolyse is het een begripspracticum die wordt ingezet ter ondersteuning van de theorie die eerder aan de leerlingen is voorgelegd.