Oefenen met leestekens
Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken.
Zo gebruik je leestekens:
- Je eindigt een zin met een punt, een vraagteken of een uitroepteken.
- Bij gewone zinnen gebruik je een punt. Scheveningen ligt aan zee.
- Na een vraag zet je een vraagteken: Wat vind je van mijn fiets?
- Met een uitroepteken geef je een zin extra nadruk: Dat is geweldig!
Maak de oefening!
Je kunt pas verder als je je antwoord hebt verbeterd.