B1-K1-W3 Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden

1. Hoe ga je in gesprek met de cliënt?

 

je begint een gesprek subtiel en probeerd door te vragen om te kijken wat er aan de hand is of om doelen te stellen.

2. Vanuit welke methodiek ga je het gesprek voeren?

 

lsd

3. Hoe zet je de cliënt in de eigen kracht?

 

motiveren

4. Wat is een optimaal (huishoudelijk) leefklimaat?

 

schoon opgeruimt en gezellig.

5. Welke vaardigheden heb je nodig om te kunnen wonen en het huishouden te kunnen doen?

 

zelfstandigheid, hygienisch, geordend

6. Welke mogelijkheden zijn er om een cliënt te ondersteunen/begeleiden in gedrag?

 

stimuleren, aansluiten bij bepaalde groepen met ander gedrag, doelen stellen

7. Hoe realiseer/stimuleer je ander gedrag bij de cliënt?

 

motiveren, complimenten geven over gedrag
 
 
 

8. Hoe geef je feedback?

 

 

net verwoorden en zeggen wat er goed en verkeerd ging.