Hier vind je een kort overzicht met wat meer uitleg en voorbeelden van de present simple en onregelmatige werkwoorden.
Hier vinden we het werkwoord: to swim - zwemmen
to swim | lopen |
I swim | ik loop |
you swim | jij loopt |
he/she/it swims | hij/zij/het zwemt |
we swim | wij zwemmen |
you swim | jullie zwemmen |
they swim | zij zwemmen |
Hier is het werkwoord: to laugh - lachen
to laugh | luisteren |
I laugh | ik lach |
you laugh | jij lacht |
he/she/it laughs | hij/zij/het lacht |
we laugh | wij lachen |
you laugh | jullie lachen |
they laugh | zij lachen |
Zoals je uit het filmpje hebt gezien wordt swim overal hetzelfde vervoegt behalve bij he/she/it. Alle regelmatige werkwoorden worden zo vervoegd. Alleen onregelmatige werkwoorden wijken af.
Deze onregelmatige werkwoorden worden vaak op een andere manier vervoegd. Hier zijn regels voor en je zult ze uiteindelijk zelf moeten herkennen en leren. De belangrijkste die jullie al kennen waarschijnlijk zijn: to be - zijn en to have - hebben
Er zijn dus ook onregelmatige werkwoorden. Dit zijn werkwoorden die er meestal niet hetzelfde uitzien als je ze vervoegd en hun eigen vorm hebben. Dit betekend dus dat je ze uit je hoofd moet leren. de belangrijkste onregelmatige werkwoorden die je moet weten zijn to be (zijn) en to have (hebben).
to be | zijn |
I am | ik ben |
you are | jij bent |
he/she/it is | hij/zij/het is |
we are | wij zijn |
you are | jullie zijn |
they are | zij zijn |
to have | hebben |
I have | ik heb |
you have | jij hebt |
he/she/it has | hij/zij/het heeft |
we have | wij hebben |
you have | jullie hebben |
they have | zij hebben |