Leerdoelen
Paragraaf 4.1
- Je kunt de werking van een metaalbarometer uitleggen.
- Je kunt de kenmerken van lagedrukgebieden en hogedrukgebieden benoemen.
- Je kunt het verband beschrijven tussen de luchtdruk en de hoogte vanaf de aarde.
- Je kunt het verschil beschrijven tussen absolute druk, overdruk en onderdruk.
Paragraaf 4.2
- Je kunt onderdelen van een vloeistofthermometer benoemen
- Je kunt uitleggen hoe je een vloeistofthermometer moet ijken.
- Je kunt graden Celsius en kelvin naar elkaar omrekenen.
- Je kunt de werking van een bimetaalthermometer beschrijven.
Paragraaf 4.3
- Je kunt met behulp van de hoeveelheid waterdamp in de lucht uitleggen hoe dauw en rijp ontstaan.
- Je kunt het dauwpunt aflezen in een grafiek.
- Je kunt het ontstaan van wolken beschrijven.
- Je kunt uitleggen hoe neerslag ontstaat.
Paragraaf 4.4
- Je kunt beschrijven hoe voorwerpen elektrisch geladen en ontladen kunnen worden.
- Je kunt uitleggen hoe bliksem en donder ontstaan.
- Je kunt beschrijven welke schade kan optreden als gevolg van onweer.
- Je kunt beschrijven en hoe je de schade door onweer kunt beperken.
Paragraaf 4.5
- Je kunt overeenkomsten beschrijven tussen een broeikas en het natuurlijk broeikaseffect in de atmosfeer.
- Je kunt de oorzaken van het versneld broeikaseffect benoemen.
- Je kunt de gevolgen van het versneld broeikaseffect benoemen.