Voortplanting plant.

De bloem en voortplanting van een plant.

In dit deel gaan we kijken naar de onderdelen van de bloem en hoe de voortplanting in zijn werk gaat. Als eerste zullen we kijken naar de onderdelen waaruit een bloem is opgebouwd. Als we deze hebben doorgenomen, gaan we kijken naar de soorten voortplanting en het voortplantingsorgaan.

 

De bloem.

De bloem van een plant kan er heel verschillend uit zien. Toch zijn alle bloemen opgebouwd uit de zelfde onderdelen. Ze hebben kelkbladeren deze zitten aan de onderkant van de bloem en kunnen los van elkaar zitten, maar ook aan elkaar vast. Wanneer de kelkbladeren aan elkaar zitten worden dit ook wel vergroeide kelkbladeren genoemd. De kelkbladeren beschermen de rest van de bloem tegen uitdroging wanneer de bloem nog in de knop zit. Zodra de knop uitkomt vallen de kelkbladeren van de bloem eraf, in sommige planten kan dit enige tijd duren, maar in de meeste planten gebeurd dit meteen. Wanneer de bloem uit de knop komt heb je te maken met de bloemkroon. Deze bestaan uit kroonbladeren. Deze kroonbladeren zijn vaak groot en hebben opvallende kleuren waarmee ze insecten aan kunnen trekken. Niet alle planten hebben die opvallende kroonbladeren bij grassen zijn de kroonbladeren maar heel klein en vallen bijna niet op. Als we dan meer naar het midden van de plant kijken dan zien we daar de meeldraden en de stamper dit zijn de voortplantingsorganen van een plant. Hierna gaan we iets dieper in op dit voortplantingsorgaan.

 

Voortplanting van planten.

Bij planten zijn er twee soorten manieren van voortplanting. Dit zijn geslachtelijke voortplanting en ongeslachtelijke voortplant.

Geslachtelijke voortplanting houdt in dat er 1 nieuw individu ontstaat vanuit twee ouders, dus je hebt hier twee voortplantingscellen voor nodig. Het individu wat hieruit groeit heeft zijn eigen set aan erfelijke eigenschappen die een combinatie vormen van de erfelijke eigenschappen van de ouders. Deze voortplanting ontstaat door de verspreiding van sporen, het verspreiden van zaden en de verspreiding die door mens en dier wordt uitgevoerd wanneer zaadjes aan vacht of kleren blijven hangen.

Ongeslachtelijke voortplanting houdt in dat er een nieuw individu ontstaat uit 1 ouder plant. Een deel van de ouder plant groeit uit tot een nieuw individu met precies het zelfde erfelijke materiaal. Je kunt in dit geval zeggen dat het om een kloon van de ouder plant gaat. Deze ongeslachtelijke voortplanting kan op verschillende manieren plaatsvinden. Enkele voorbeelden hiervan zijn gewone celdeling, knopvorming of afsnoering, wrtelstokken, uitlopers, zoals aardbeien en stekken bij zaadplanten, er zijn nog meer manieren van ongeslachtelijke voortplanting, maar dit zijn een paar veel voorkomende.

 

Het voortplantingsorgaan van de plant.

Bij het stukje over de bloem hebben we het al gehad over de kelkbladen en de kroonbladen. Nu gaan we kijken naar wat zich in het midden van de bloem bevind. Het voortplantingsorgaan van een plant bevind zich in het midden van de bloem en wordt beschermd door de kroonbladen. Het voortplantingsorgaan bestaat uit een mannelijk en een vrouwelijk gedeelte. Het mannelijke gedeelte zijn de meeldraden, deze meeldraden staan in een kring en zitten vast net een klein stukje van de aanhechting van de kroonbladeren. De meedraad is opgebouwd uit een helmdraad, en een helmknop die het stuifmeel van de plant bevatten. De helmknop bevat helmhokjes waarin de stuifmeelkorrels of pollenkorrels rijpen. Uit deze stuifmeelkorrels ontstaat dan de voortplantingscel of zaadcel. Een bloem heeft daarnaast ook een vrouwelijk gedeelte dat is de stamper. De stamper staat altijd centraal op de bloembodem, in sommige bloemen zitten meer dan 1 stamper. De stampers hebben in de meeste gevallen de vorm van een wijnfles en bestaat uit een vruchtbeginsel, een stijl en een stempel. In elk vruchtbeginsel bevinden zich 1 of meer zaadbeginsels en elk zaadbeginsel draagt een eicel.

Bij de geslachtelijke voortplanting worden de stuifmeelkorrels bijvoorbeeld meegenomen door bijen of andere insecten die zich van plant naar plant verplaatsen. De stuifmeelkorrels komen dan op de stempel terecht die de korrels opnemen. Ze worden dan door de stijl vervoerd naar de vruchtbeginsels en daar begint de samensmelting van de zaadcel en de eicel, om uiteindelijk een zaadje te maken wat ervoor zorgt dat er het volgende jaar nieuwe individuen bij komen.