De Jeugdwet vervangt de Wet op de jeugdzorg, die tot 2015 geldig was, en de verschillende andere onderdelen van de jeugdzorg die onder de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten vielen. Ook de jeugdbescherming en jeugdreclassering maken onderdeel uit van de wet.
De jeugdzorg is overgeheveld naar de gemeenten die zich in hun beleid moeten richten op:
het versterken van het probleemoplossend vermogen van kinderen en jongeren, hun ouders en sociale omgeving;
het bevorderen van de opvoedcapaciteiten van ouders en de sociale omgeving;
preventie en vroegsignalering;
het tijdig bieden van de juiste hulp op maat;
effectieve en efficiënte samenwerking rond gezinnen.
In de Jeugdwet is de verantwoordelijkheid van de gemeenten uitgebreid met:
de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg;
de gesloten jeugdzorg, geestelijke gezondheidzorg voor kinderen en jongeren (jeugd-ggz);
zorg voor jeugd met een lichte verstandelijke beperking (jeugd-lvb);
ggz in het kader van het jeugdstrafrecht (forensische zorg), jeugdbescherming en jeugdreclassering.
De verantwoordelijkheid van de gemeenten bestaat onder meer uit:
het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen en kinderopvang;
het voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van jeugdhulp;
het adviseren over en het bepalen en inzetten van de aangewezen vorm van jeugdhulp;
het adviseren van professionals met zorgen over een kind;
het adviseren van kinderen en jongeren met vragen en problemen;
het doen van een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming als een kinderbeschermingsmaatregel nodig is;
het compenseren van beperkingen in de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van kinderen en jongeren;
het voorzien in een toereikend aanbod van gecertificeerde instellingen;
het voorzien in maatregelen om kindermishandeling te voorkomen.