'Present Simple' de tegenwoordige tijd in de Engelse taal.
wanneer gebruik je de Present Simple, Hoe maak je de Present Simple en hoe ziet de present simple eruit?
Waneer gebruik je de present simple?
- Feiten
- Gewoonten
- en dingen die we regelmatig doen
1. I live in Frankfurt. (Feit)
2. Peter always eats fries with sauce. (Gewoonten)
3. These kids often swim with each other. (Regelmatigheid)
► De woorden; Always, Often, Sometimes, never, frequently enz staan voor signaalwoorden, deze geven het signaal af dat de zin in de present simple (tegenwoordige tijd) staat.
Present simple hoe maak je die?
I run home. Ik ren naar huis.
You run home. Jij rent naar huis.
He runs home. Hij rent naar huis.
She runs home. Zij rent naar huis.
It runs home. Het rent naar huis.
We run home. Wij rennen naar huis.
You run home. Jullie rennen naar huis.
They run home. Zij rennen naar huis.
Zoals je hier ziet, voegen we een -s toe indien je een werkwoord gebruikt in de 3e persoon enkelvoud: He swims, My sister plays hockey, My brother loves his son. Je kunt dit onthouden met de shit-regel. In het woord shit zit namelijk She, He en IT, alles binnen de 3e persoon enkelvoud:
- she --> she swims fast.
- he --> he swims fast.
- it --> it swims fast.
In alle andere gevallen gebruik je gewoon het hele werkwoord (ook wel de stam genoemd):
- to run --> They run across the street.
- to speak --> You speak very well.
- to see --> I see him over there.
Hieronder zie je nog een keer duidelijk het verschil:
- I love our dog.
- He loves our dog.
- I sing my favourite song every day.
- Susan sings her favourite song every day.