Nu je weet wat het ezelsbruggetje is en de afkortingen kunt berekenen, kunnen we gaan oefenen met het berekenen van een zijde.
Elke goniometrische verhouding bestaat uit drie onderdelen: 1 hoek en 2 zijden.
Als er dus gevraagd wordt om 1 zijde te berekenen, dan moét er dus een hoek en een andere zijde gegeven zijn!
Kijk eerst de instructievideo:
Hieronder volgen een aantal voorbeelden. Belangrijk is om elke keer de juiste vragen te stellen!
In elke driehoek:
Voorbeeld: kijk naar driehoek ABC.
Vraag 1: welke hoek is gegeven? => hoek C = 42o , dus hier ga je 'staan' (denkbeeldig).
Vraag 2: welke zijde is gegeven? => zijde BC = 20.
Vraag 3: hoe noem je de gegeven zijde? => zijde BC is de 'Schuine zijde'
Vraag 4: welke zijde wordt gevraagd? => zijde AC
Vraag 5: hoe noem je de gevraagde zijde? => ga in de gegeven hoek (hoek C) staan; zijde AC is de 'Aanliggende rhz'.
Vraag 6: welke goniometrische verhouding ga je gebruiken? SOS, CAS, TOA? => CAS !
De lengte van zijde AC kunnen we nu gaan berekenen met de COSINUS:
Als je het nu moeilijk vindt om te bepalen hoe je zijde AC moet berekenen vanuit vorige formule, gebruik dan een voorbeeld.