In deze les komt het transport van stoffen in een plant aan de orde.
Een plant neemt water + mineralen op uit de bodem via de wortels. Deze stoffen maken een reis door de plant van de wortels tot aan de bladeren. En omgekeerd wordt vanuit de bladeren de geproduceerde glucose bij fotosynthese vervoert naar de wortels. Dit stoffentransport vindt plaats in de vaatbundels van planten.
Houtvaten (H van omhoog) vervoeren water en mineralen naar de bladeren en bastvaten (B van beneden) brengen glucose naar de wortels.
bron: biologielessen.nl
Watermoleculen in de houtvaten van de boom of plant hebben aantrekkingskracht tot elkaar. Dit wordt met een moeilijk woord cohesie genoemd. In de bladeren worden watermoleculen die vlakbij de huidmondjes zitten verdampt. Nabij gelegen watermoleculen worden hierdoor ook naar buiten getrokken. Zo komt er een waterstroom op gang van wortel naar blad, want door de cohesie hebben de watermoleculen een lange ketting gemaakt tot aan de wortels.
bron: biologielessen.nl
Naast dat watermoleculen elkaar aantrekken ziten ze ook min of meer vast aan andere stoffen. Dit heet adhesie. Door adhesie kruipen watermoleculen omhoog via de wanden van de houtvaten. Dit heeft ook invloed op het transport van wortel naar blad.
Maar hoe komen water en mineralen via de wortels de plant binnen. De wortels nemen actief mineralen op uit de grond. Doordat er mineralen de wortels in gaan wordt de osmotische waarde van de wortelcellen hoger dan die van de bodem waarin de plant staat. Door deze hogere waarde zal water de cellen van de wortels instromen. Hoe meer opgeloste mineralen de wortels opnemen hoe meer water de cellen in zullen stromen. We noemen dit worteldruk.
In de bladeren vindt fotosynthese plaats. Hierbij wordt glucose gevormd. Deze glucose wordt door de bastvaten vanuit de bladeren naar andere delen van de plant gebracht zoals wortels en vruchten.
Bastvaten zitten aan de buitenkant van de stengel en houtvaten aan de binnenkant.