8. Hoe en wanneer gebruik je aangepaste materialen en ruimtes?

Theorie:

Dit is een hele brede leervraag, je maakt gebruik van aangepaste ruimtes en materialen als het nodig is dus als een cliënt een rollator nodig heeft zorg je er voor dat de cliënt die krijgt. Een cliënt kan ook bijvoorbeeld niet in een drukke ruimte zijn, dan pas je dat aan door de cliënt in een rustige omgeving te plaatsen.

Praktijk:

Op stage komt er ook voor dat er een cliënt niet goed tegen drukte kan, die plaatsen wij dan bijvoorbeeld in de voorkamer met de wat rustigere mensen. Het voordeel is dat wij hier op stage goed weten wat elk individueel fijn vindt en aankan, zo hebben wij een goed overzicht over waar en met wie de cliënten zitten.