5. Hoe signaleer/observeer en interpreteer je gedragingen in relatie tot fysieke ongemakken?

Theorie:

Je moet er van uit gaan dat er grenzen zijn aan een vertrouwensband, de meeste cliënten  hebben weinig zicht op grenzen en kunnen dus snel te ver gaan met bepaalde dingen. Hier moet je mee om kunnen gaan op de juiste manier en dat doe je door gesprekken aan te gaan maar ook goed je grenzen aan te geven.

Praktijk:

In de praktijk komt het ook voor dat cliënten moeilijk grenzen kunnen snappen en uit mijn ervaring is dat vooral met de cliënten die psychiatrische problematiek hebben en/ of met een niet aangeboren hersenletsel.

een voorbeeld:

Ik heb op stage best wel een vertrouwensband met een aantal cliënten en ook meer met de cliënten die psychiatrische problematiek hebben en/ of met een niet aangeboren hersenletsel. Ik kan goed met ze grappen maken maar soms kan het ook tever gaan met aanrakingen bijvoorbeeld, op zo'n moment moet je goed nadenken wat je doet want boos worden helpt niet veel omdat ze niet in hun hoofd weten dat ze iets verkeerd doen, je moet het dus op een andere manier aanpakken en ik heb het volgende gedaan, op het moment zelf heb ik duidelijk op een strenge toon aangegeven dat dit niet zo hoort en daarna heb ik meneer gevraagd waarom hij denkt dat dat niet zo hoort, als meneer het dan nog niet zou snappen zou ik met mijn begeleider gaan overleggen wat ik dan zou moeten doen.