In les 3 zijn we begonnen met het rekenen aan verval en we zijn toen geëindigt met de formule voor de vervalconstante ( k = ln(2) / t1/2 ). In het practicum van 4 hebben we al gewerkt met de formule die het het aantal deeltjes na tijd kan uitrekenen ( Nt = N0 · e-kt ).
Met deze formules gaan we in de nu de grote finale beleven als we berekeningen gaan doen om de leeftijd van voorwerpen te bepalen. Hiervoor focussen we ons op koolstofdatering met behulp van 14C. Het principe van deze techniek kun je leren in de onderstaande video:
Uitleg C14 datering met rekenvoorbeeld https://www.youtube.com/watch?v=L8Eyyh2Vpfs
In het filmpje is nu de belangrijkste formule afgeleid voor het berekenen van de leeftijd:
ln ( Nt / N0 ) = (-ln(2) * t) / T1/2
In het filmpje wordt ook de N0 genoemd van 14C atomen per gram C in levende organismen. Deze bedraagt 5,02·1010 atomen 14C en is een constante waar je altijd mee kan rekenen. Dit is belangrijk om te weten, want tijdens het meten van het aantal 14C atomen met behulp van een MS krijg je enkel het aantal 14C atomen op dat moment (Nt). Daarmee kun je niet terugrekenen naar N0, ook niet als je de halfwaardetijd kent.