1.1 Tuingeschiedenis

 

BB/KB

Afb. 1.1 ‘Een tuun’ was een vlechtwerk van planten die
om een stuk land waren geplant.

De tuin kent een lange geschiedenis. Op de 1 of andere manier waar mensen altijd al wel bezig met het inrichten van een stukje grond. Ieder tijdperk heeft zijn eigen kenmerken.

 

 

 

 

 


Wat weet ik al?


Wat is een tuin eigenlijk?

Het woord’ tuin’ komt van een heel oud woord: ‘tuun’. ‘Een tuun’ was een vlechtwerk van planten die om een stuk land waren geplant. Dat deden de bewoners van Nederland al toen de romeinen hier kwamen kijken. Dat deden ze om aan te geven dat dat stuk land van hun was. En om ervoor te zorgen dat de dieren die ze hielden er niet uit konden. Het bood dus bescherming. Later werd dit ook met stenen muren gedaan. Dit bood nog meer bescherming. Daarom gingen mensen graag binnen zo’n ommuurd stuk land wonen. Het Engelse woord ‘town’, (dat ‘dorp’ betekent) verwijst nog naar de tuun. (ofwel; een stuk omheind stuk land), waarbinnen men veiligheid zocht.

De mens is altijd bezig met de natuur. De vraag of je de natuur zijn gang laat gaan of dat je de natuur moet beheersen heeft de mensen altijd bezig gehouden. De volgende vraag is dan heel belangrijk: “Zijn we een onderdeel van de natuur of overheersen we de natuur? “.

In tuinen zie je dat heel mooi weerspiegeld worden.
Een tuin is een samenspel tussen mens en natuur. Dat samenspel kan variëren van een heftige strijd tot een harmonieus samenzijn. In sommige tuinen zie je “heel veel mens” en heel weinig natuur, in andere tuinen is het precies andersom.

Maar ook de meest natuurlijke tuin is per definitie mensenwerk.
Tuin betekent omheining. Op het moment dat de mens een stukje natuur omheint, wordt dat daarmee betekenis.
Deze paragraaf is een reis door tuinen en tijden. Ontdek hoe de mens in de loop van de tijden tegenover de natuur staat en hoe hij dat in de tuin laat zien.

Bekijk de volgende filmpjes:

Klassieke tuin

 

Landelijke tuin

Moderne tuin

 

Tuingeschiedenis

De tuingeschiedenis kunnen we de opdelen in de volgende periodes

  1. De Middeleeuwen (500-1500)
  2. De Renaissance (1500-1600)
  3. De Baroc  (1600-1750)
  4. De Engelse landschapstuin (1750-1850)
  5. De Victoriaanse tijd (1850-1890)
  6. Rond 1900
  7. Functionalisme
  8. Na WO II

 

 

1. De Middeleeuwen  (500- 1500)

De mens schikt zich in zijn door God gegeven lot.

Afb. 1.2  De middeleeuwen. Muren als omheining.

 

Kenmerken zijn:

         - de vier seizoenen

Afb. 1.3  De middeleeuwen. De indeling in vieren.

         - de vier windrichtingen

         - de vier elementen

 

 

 

 

 

 


 

 

 

 

 

 

2. De Renaissance (1500-1600)

Afb. 1.4  De Renaissance. Gebruik van beelden en veel water.

De mens wil zelf zijn lot bepalen.

 

 

 

 

 

Afb. 1.5  De Renaissance. Geen hoofdas.
De assen zijn gelijkwaardig.

 

 

 

 

 

 

 

 

3. De baroc  (1600-1750)

Kenmerken zijn:

4. De Engelse landschapstuin (1750-1850)

Afb. 1.9 Engelse landschapstijl. Het einde is niet zichtbaar.
Daardoor lijkt de tuin groter dan de werkelijkheid..

 

mens wil geroerd worden. (de tuin geeft een romantisch beeld van de natuur) Dit betekent dat de natuur terug komt in de tuin. Maar precies zoals de mens dat wil. Nu zouden we zeggen:  “een ‘natuur-light’ versie”.

 

 

 

 

Kenmerken zijn:

Afb. 1.10 Engelse landschapsstijl. Alle kenmerken op een rij.

 

 

 

5. De Victoriaanse tijd (1850-1890)

 

De mens wil produceren.

Afb. 1.11 De Victoriaanse tijd herken je o.a. aan de prieeltjes.

De natuur is in dienst van de mens. Wij gebruiken de natuur voor ons eigen gewin. Siergewas, groente, kruiden, geuren, alles wordt geselecteerd en ‘verbeterd’. Men richt zich meer op wetenschap en dus ook op veredeling. Het verbeteren van soorten en rassen.

 

 

 

 

Afb. 1.12 Grote perken. 1-jarigen met felle kleuren.

Kenmerken zijn:

 

Afb. 1.13 De Victoriaanse tijd kent grote perken.
Afb. 1.14 Victoriaans ontwerp

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6 Rond 1900

Afb. 1.15 Cottagestijl. De tuin is verdeeld in kamers.

A. Cottage stijl

De tuin wordt met muren en groenblijvende struiken ingedeeld in kamers. Iedere kamer krijgt zijn eigen stijl of kleur. De witte tuin, de kruidentuin, de rozentuin, de moestuin, etc. Weelderige beplanting met vaste planten, klimmers en bloeiende struiken. De achterwand is een begroeide muur of een strak geschoren heg. De tuin doet denken aan de tuin die we van het platteland (cottage) kennen: een tuin onderverdeeld in een moestuin, een boomgaard, een stukje gras voor het kleinvee, een hoekje voor kruiden en omzoomd met bloemen.

Een belangrijke naam verbonden aan de geschiedenis van de cottagetuin is Gertrude Jekyll.

 

Kenmerken zijn:

 Bekijk onderstaand filmpje

 

B. Gemengde stijl

Voor grotere parken is de Engelse landschapsstijl praktisch: weinig onderhoud, veel ruimte voor wandelen en sport- en spelbeoefening. Voor kleinere tuinen is de stijl minder geschikt. Wat nu te doen met de villatuin die daar qua grootte tussenin zit? Moet het formeel of moet het landschappelijk? Ligt de nadruk op het menselijke ingrijpen of op het natuurlijke? Men vindt de oplossing in de gemengde tuinstijl. Dicht bij huis kiest men voor geometrische patronen, verder weg mag de tuin over gaan in landschappelijke vormen.

Een belangrijke architect is Leonard Springer. Hij ontwierp ook het “Wilhelminapark” in Meppel.

 

Kenmerken zijn:

 

C. Nieuw architectonische stijl

Afb. 1.19 Nieuw architectonische stijl.

Deze stijl lijkt erg op de Cottage-stijl. In beide gevallen sluit de tuin aan bij de architectuur
van het huis. De Cottage-tuin weerspiegelt het interieur van het huis. De tuin is ook ingedeeld in kamers. De Nieuw Architectonische stijl weerspiegelt het exterieur (de buitenkant) van het huis in muren, trappen, vijvers en Pergola’s.

Kenmerk is:

 

 

D. Functionalisme

Vormen moeten zich aanpassen aan de nieuwe mogelijkheden en de nieuwe mogelijkheden leiden tot nieuwe vormen.

Ontwerpen moeten vooral functioneel zijn. Dat wil onder meer zeggen, dat elk materiaal om zijn eigen toepassing vraagt: die waarvoor het materiaal het meest geschikt is.

Beton is bijvoorbeeld erg geschikt voor het maken van grote vlakken. Het betekent ook dat nutteloze versieringen overbodig zijn. De nieuwe architectuur blinkt uit in soberheid.

Een bekende functionalistische tuinarchitect was Mien Ruys.

Kenmerken zijn:

 

 

Na WO II, de hedendaagse tuin

 

Nederland wordt in snel tempo welvarend na de Tweede Wereld oorlog. De moestuin wordt in hetzelfde tempo vervangen door een siertuin. In de jaren zestig bestaat die siertuin nog uit een grasveld met een rand van bloemen en struiken. Soms is er alleen maar gras met een schutting. Vanaf 1970 gaat het alle kanten uit.

Voor iedereen geldt: het wordt gewoon om buiten te eten of koffie te drinken. Dus komen er overal terrassen.

Er worden steeds duurdere materialen gebruikt. Glas en metaal worden nu ook toegepast in de tuin. En water krijgt een rol van betekenis. Is de tuin te klein voor een vijver, dan komt er een bol waar het water omheen stroomt of een borrelsteen.

Kenmerken zijn:

 

Stijlen die ontstaan zijn:


Maak opdracht 1

1 tuinstijlen en tuingeschiedenis.docx


Lever de opdracht in via --> Elo opdrachten --> TOA inleverpunt

Ook als je samenwerkt lever je allebij hier de opdracht in.