Activiteiten
| Aan de slag | ||
| Stap | Activiteit | |
| Stap 1 | ![]() |
Je kunt na het bestuderen van de kennisbank de negen levenskenmerken opnoemen en een oefening maken. |
| Stap 2 | ![]() |
Je kunt aangeven wanneer iets levend, dood of levenloos is. Dit oefen je met een aantal opdrachten. |
| Stap 3 | ![]() |
Je ziet een video over de levenskenmerken groei en ontwikkelen en kunt daarna vragen beantwoorden over deze levenskenmerken. |
| Stap 4 | ![]() |
Je ziet een video over de levenskenmerken waarnemen en reageren en kunt daarna een vraag beantwoorden over deze levenskenmerken. |
| Stap 5 | ![]() |
Je bekijkt vijf video's over het levenskenmerk voortplanten en kunt daarna de verschillende vormen van voortplanten toewijzen aan het juiste organisme. |
| Onderdeel | Activiteit | |
| Begrippenlijst | ![]() |
In de samenvatting vind je de kennisbank die je hebt gelezen in deze opdracht en de begrippen die horen bij levenskenmerken. |
| Eindopdracht | ![]() |
Als afsluiting van dit thema maak je een toets. |
| Terugkijken | ![]() |
Terugkijken op de opdracht. |
Benodigdheden
Geen bijzonderheden.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.