Elk longblaasje, waarvan elke long er gemiddeld ruim 150 miljoen heeft, is zeer nauw omsponnen met de zogeheten haarvaatjes (capillair netwerk). Deze haarvaatjes zijn halfdoorlaatbaar (semipermeabel) waardoorheen gassen kunnen diffunderen. Diffunderen betekent dat deeltjes zich mengen en zich verplaatsen van een gebied met een hogere naar een gebied met een lagere concentratie deeltjes. Het totale oppervlak van de longblaasjes (respiratieoppervlak) is dankzij de talloze vertakkingen ongeveer 70 tot 80 m2. Om daar een indruk van te geven: het oppervlak van de huid is ongeveer 1,5 m².
Door middel van diffusie vindt de gaswisseling plaats; de overdracht van zowel zuurstof uit de lucht (zuurstofrijk) naar het bloed (zuurstofarm) als de overdracht van kooldioxide in het bloed (CO2-rijk) naar de lucht (CO2-arm) in de longen.
Bron: https://www.infonu.nl
De miljoenen longblaasjes hebben, mede door hun elasticiteit, een groot diffusie-oppervlak. Bij rustige ademhaling is dat zo’n 70 m2, bij diepe inademing kan dat oplopen tot 100 m2.
De gassen hoeven maar een zeer korte diffusieafstand te overbruggen. Ze passeren slechts twee celmembranen: die van de epitheelcel van het longblaasje en die van de endotheelcel van het haarvat. Samen zijn die maar 0,001 millimeter dik.
De rode bloedcellen in de haarvaten rond de longblaasjes kunnen heel snel zuurstof aan zich binden. Het bloed met de opgenomen zuurstof stroomt direct verder in de richting van het hart en de volgende portie zuurstofarm bloed komt bij de longblaasjes terecht. Tegelijkertijd adem je in en uit: verse lucht met zuurstof wordt bij de longblaasjes aangeleverd en gebruikte lucht met koolstofdioxide wordt uitgeademd. De bloedstroming en de ademhaling zorgen ervoor dat het concentratieverschil zo groot mogelijk blijft.