Een sage is een volksverhaal, een traditioneel volksverhaal. Dit betekent dat het een verhaal is dat men al eeuwen of generaties lang aan elkaar door verteld. Uiteindelijk maakt zo'n verhaal dan deel uit van de tradititie van de cultuur.
Het verhaal speelt zich af op een bekent moment en een bepaalde tijd en kent een historische kern. Dus zo’n verhaal verteld iets over de geschiedenis van het land. Zo kan een sage bijvoorbeeld een korte vertelling zijn van een sprookje en behandelt het een bepaalde vorm van volksgeloof. Sagen maken veel gebruik van bovennatuurlijke elementen daardoor komen er vaak heksen, tovenaars, spoken, weerwolven, reuzen, kabouters, duivels en dit soort sprookachtige figuren voor in de verhalen. Sagen kunnen ook het verhaal van een moedige en sterke helden vertellen. Denk aan verhalen over geduchte rovers, verborgen schatten en bodemloze putten. Deze verhalen werden vroeger als waarheid aan elkaar doorverteld en het publiek en verteller zagen dit dan ook als non-fictie.
Het is dus verzonnen, maar het verhaal kende wel een kern van waarheid. Door middel van een sage wordt een bepaald verschijnsel of belangrijke gebeurtenis op verhalende manier verklaard. Deze manier noem je narratieve verklaring.
Sagen kun je onderverdelen in twee soorten:
In de laatste categorie was de ‘satan’ ook wel de duivel, continu in de weer om met de mens allerlei dealtjes te sluiten. De mens kreeg hiervoor allerlei magische krachten terug. De sagen hadden vooral een pessimistische toon. Dit maakt het dan ook anders dan een sprookje die vooral voor vermaak werden vertelt en vrolijk waren van karakter. De Sprookjes hebben bijvoorbeeld altijd een happy end, maar dat hebben de sagen bijna nooit. Sagen konden ook als lied aan elkaar door worden verteld, hierin waren de rondtrekkende muzikanten belangrijk. Dit noemen wij ook wel de troubadours.