3.2 a haben

Het werkwoord "Haben"!

Bij dit onderdeel ga je kennis maken met een van de belangrijkste Duitse werkwoorden. Namelijk het Duitse werkwoord "haben". Wat hebben in het Nederlands betekent.

Hieronder zie je hoe Malte het werkwoord haben uitlegt:

Taak 1: Bekijk het filmpje waarin Malte het werkwoord haben uitlegt nog een keer en maak een aantekening in je schrift.

Neem voor de aantekening volgende tabel over. Vul Sein nog niet in!

 

Haben

Sein

werden

ich

 

 

 

du

 

 

 

er/sie/es

 

 

 

wir

 

 

 

ihr

 

 

 

sie/Sie

 

 

 

 

Taak 2: Maak de oefening over het werkwoord haben op het knopje! Haben

Nu gaan we nog meer oefenen met het werkwoord haben, wat hebben betekent. Dit werkwoord geeft dus een bezit aan. Net zoals de zin in het plaatje. Ich habe eine Katze (ik heb een kat).

 

 

Bij de volgende opdracht krijg je telkens een aantal zinnen te zien. De juiste vervoeging van het werkwoord haben is weggelaten. Aan jou de taak om de juiste vervoeging in te vullen. Als je de opdracht gemaakt hebt, sla het bewijs op onder de naam "Haben" in de map van thema 1!

Gebruik wat je geleerd hebt over de Personalpronomen.