Aaneenschrijven (aan elkaar of los?)

Welke zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden schrijf je aan elkaar en welke los? Wanneer schrijf je tekort, teveel en tegoed aan elkaar en wanneer schrijf je het los van elkaar?

 

  1. Neem de theorie op blz. 98 van je handboek van Kern door.
  2. Bestudeer de Kennisbank Nederlands
  3. Bekijk het filmpje:


Maak de volgende opdracht.
Je kunt bij 'Antwoorden' kijken of je de juiste keuze hebt gemaakt.

Opdracht 4 (antwoorden te vinden onder tabblad antwoorden)
Vul op de ..............de juiste woorden in: aan elkaar of los geschreven.
Maak de juiste keuze.

 

  1. We mogen ..... dat hij goed nagedacht heeft.
    1. ervan uitgaan
    2. ervanuit gaan
  2. Het hangt ..... of dat gaat lukken.
    1. ervan af
    2. ervanaf
  3. Zij woont niet naast de makelaar, maar ..... .
    1. er boven
    2. erboven
  4. We zullen er dit keer ....?
    1. van afzien
    2. vanafzien
  5. Zit jij vandaag ..... ?
    1. voorin
    2. voor in
  6. Zij zit ............ de tram.
    1. achterin
    2. achter in
  7. Jij moet niet telkens .......... praten.
    1. erdoorheen
    2. erdoor heen
  8. Ik zal proberen ........ te denken.
    1. er aan
    2. eraan
  9. Jullie moeten er niet steeds ............... .
    1. tussen doorlopen
    2. tussendoor lopen
  10. Het is nog maar de vraag of we ............ .
    1. erop vooruitgaan
    2. eropvoor uitgaan

Maak nu de volgende opdracht.

extra oefeningen: Aan elkaar of los (aaneenschrijven)