1 Geef de regels die M’jev toepaste om de elementen te rangschikken.
2 Volgens welke regels zijn de elementen nu gerangschikt in het PSE?
3 Leg uit: perioden, groepen, hoofdgroepen, nevengroepen, a-elementen, b-elementen, o-elementen.
4 Welke blokken onderscheidt men in het PSE? Teken deze blokken. Wat is hun naam? En waarom is dat de naam?
5 Hoeveel groepen bevat elke blok? Waarom?
6 Hoeveel perioden zijn er in het PS? Waarom?
7 Welke elementen zitten er in het s- en p-blok?
8 Welke elementen zitten er in het d-blok?
9 Welke elementen zitten er in het f-blok? Wat betekenen deze namen?
10 Wat bepaalt de chemische eigenschappen van een element?
11 Hoe bepaal je de plaats van een element in het PSE m.b.v. de elektronenconfiguratie: Plaats in PSE: Het aantal schillen=
Het aantal valentie-elektronen=
12 Welke groep zijn de Edelgassen? Wat is er zo speciaal aan deze groep?
13 Oefeningen p 29-30.
Pas het stappenplan toe om de plaats ( groep, periode,hoofd- of nevengroepelement, blok van: het element met Z=12, Z=24, Z= 35.