al naar gelang de situatie aangeven of er sprake is van een zwaartekracht, elektrische kracht, magnetische kracht, trekkracht, duwkracht, veerkracht, wrijvingskracht of spierkracht.
aangeven dat een kracht verantwoordelijk is voor een verandering van de snelheid, richting of vorm van een voorwerp.
het verschil tussen massa in kilogram en gewicht in Newton aan de hand van een voorbeeld beschrijven.
in een korte situatiebeschrijving aangeven of er in die situatie sprake is van eenparige, van versnelde of van vertraagde beweging. in een schematische afbeelding met één of twee krachten aangeven of er sprake is van een eenparige, een versnelde of een vertraagde beweging. Ook kun je bij een eenparige, versnelde of vertraagde beweging aangeven of er een nettokracht werkt en of deze in de bewegingsrichting werkt of daar tegenin.
de gemiddelde snelheid uitrekenen in km/uur als de afstand in km en de tijdsduur in uur gegeven is. Je kunt de gemiddelde snelheid uitrekenen in m/s als de afstand in meter en de tijdsduur in seconde gegeven is.