Stap 3: Theorie

Transport - transformator

Voor het transport van elektriciteit gebruik je transformatoren.
Een transformator zet een hoge spanning om in een lage spanning of omgekeerd. Een transformator bestaat uit twee spoelen met een verschillend aantal windingen. Een transformator wordt gebruikt om de hoogspanning die van de elektriciteitscentrale komt, om te zetten in laagspanning voor gebruik in huis.

Overbelasting - zekering

Bij overbelasting gaat er te veel stroom door de huisinstallatie. Bijvoorbeeld omdat er te veel elektrische apparaten worden gebruikt. Overbelasting kan brandgevaar opleveren doordat de elektriciteitsdraden te warm worden. De zekering in de meterkast reageert bij overbelasting en zorgt voor onderbreking van de stroom.

Het kan ook voorkomen dat er kortsluiting ontstaat. Dit gebeurt bijvoorbeeld als je beide gaten van het stopcontact direct met elkaar verbindt. Gelukkig schakelt de zekering in de meterkast dan direct de stroom uit.

Een aardlekschakelaar meet de ingaande stroom en de uitgaande stroom in huis. Is die niet even groot dan is er sprake van lekstroom. Dan zorgt de aardlekschakelaar dat de stroom wordt uitgeschakeld.

Elektrocutie

Elektrocutie betekent dat het menselijk lichaam in aanraking komt met stroom. Een klein beetje stroom voelen wij niet of nauwelijks. Maar hogere stromen kunnen leiden tot ademhalingsproblemen, verbranding en ernstige hartritmestoornissen.

Soorten schakelingen

Huishoudelijke apparaten zijn parallel geschakeld.
De apparaten kun je onafhankelijk van elkaar bedienen.
Zou je de apparaten in serie schakelen, dan gaat alles uit als je één van de apparaten uitzet.

Voltmeter en ampèremeter

De spanning meet je met een voltmeter.
Het symbool van spanning is U. De eenheid van spanning is volt (V).

De stroom meet je met een ampèremeter.
Het symbool van stroom is I. De eenheid van stroom is ampère (A).